ECLI:NL:GHDHA:2018:1015

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
200.236.276/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging machtiging gesloten jeugdhulp wegens afwezigheid van gevaar voor onttrekking aan hulpverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige. De minderjarige, die verblijft in een gesloten instelling, was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin een machtiging tot gesloten jeugdhulp was verleend. De ouders van de minderjarige steunden het verzoek van de minderjarige om de machtiging te vernietigen, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling de bestreden beschikking wilden bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige op 29 maart 2018 in hoger beroep is gekomen en dat de mondelinge behandeling op 25 april 2018 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is de minderjarige bijgestaan door zijn advocaat, en zijn de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling verschenen. De moeder was echter niet aanwezig, ondanks een behoorlijke oproeping.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere ondertoezichtstelling van de minderjarige en de verleende spoedmachtiging. Het hof oordeelde dat de gronden voor de machtiging tot gesloten jeugdhulp, zoals vastgesteld door de rechtbank, niet langer aanwezig waren. De minderjarige had aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan hulpverlening en er waren positieve ontwikkelingen in zijn situatie. Het hof concludeerde dat het in het belang van de minderjarige was om de machtiging te vernietigen, zodat hij zich beter kon voorbereiden op zijn aanstaande eindexamen Frans.

De beslissing van het hof was om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze betrekking had op de machtiging gesloten jeugdhulp na 26 april 2018, en de overige delen van de beschikking te bekrachtigen. Het hof benadrukte het belang van adequate hulpverlening en de wens van de minderjarige en zijn ouders om weer thuis te wonen, vooral gezien de naderende meerderjarigheid van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.236.276/01
rekestnummer rechtbank : JE RK 18-670
zaaknummer rechtbank : C/10/546113
beschikking van de meervoudige kamer van 25 april 2018, geminuteerd op 26 april 2018
inzake
[appellant] ,
verblijvende te [gesloten instelling] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de minderjarige,
advocaat mr. K.R. Koopman te Utrecht,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
2. [de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat mr. R.F.P. Scheele,
3. Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 26 maart 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De minderjarige is op 29 maart 2018 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De ouders hebben op 18 april 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts van de zijde van de minderjarige een faxbericht ingekomen op 17 april 2018.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 25 april 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de vader bijgestaan door zijn advocaat;
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
Tevens is [de jongerencoach] verschenen, zijnde de jongerencoach van de minderjarige, die als informant door het hof is gehoord.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.5
Na de mondelinge behandeling is op 26 april 2018 bij het hof ingekomen een schriftelijke reactie van de gecertificeerde instelling met bijlagen. Nu de mondelinge behandeling is gesloten en het hof partijen geen toestemming heeft gegeven nog stukken na te zenden, slaat het hof daarop geen acht.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
- De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige.
- Bij beschikking van 5 maart 2018 van de rechtbank Rotterdam is de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling tot 5 juni 2018. Tevens is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 5 maart 2018 voor de duur van vier weken.
- De minderjarige verblijft feitelijk in de gesloten instelling [gesloten instelling] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 26 maart 2018 tot 5 juni 2018 met betrekking tot de minderjarige.
4.2
De minderjarige is het niet eens met deze beslissing en verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de machtiging gesloten uithuisplaatsing wordt opgeheven.
4.3
De ouders verzoeken het hof om het verzoek van de minderjarige, strekkende tot de vernietiging van de bestreden beschikking inzake de gesloten machtiging uithuisplaatsing, toe te wijzen.
4.4
De raad alsmede de gecertificeerde instelling verzoeken het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten van partijen
5.1
De minderjarige voert in zijn beroepschrift aan dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn persoonlijke belangen en het belang op een goede toekomst. Een machtiging gesloten uithuisplaatsing is een ingrijpend middel en moet als ultimum remedium gelden. De minderjarige meent dat de rechtbank niet, althans onvoldoende, duidelijk heeft gemaakt waarom de gesloten plaatsing nog langer noodzakelijk en in het belang van de minderjarige is. De minderjarige meent dat onvoldoende is vast komen te staan dat hij zich zal onttrekken aan de hulpverlening. Hij heeft juist te kennen gegeven dat hij zijn medewerking wenst te verlenen aan de hulpverlening en dat hij tevens hulp wenst van de jongerencoach, [de jongerencoach] . Inmiddels is een gezinsvoogd toegewezen die (ambulante) hulpverlening kan coördineren en daarbij met de minderjarige kan kijken naar een juiste dagbesteding. De minderjarige betoogt dat een minder zwaar middel dan de machtiging gesloten uithuisplaatsing mogelijk was. Tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg is bijvoorbeeld gesproken over de inzet van MST en Families First vanuit de thuissituatie of een eventuele open plaatsing. De minderjarige stelt dat hij niet altijd naar zijn lessen op school is gegaan, maar dat dit niet betekent dat hij geen onderwijs heeft gevolgd. De minderjarige stelt verder dat hij verschillende toetsen heeft gehad en dat hij er alle vertrouwen in heeft dat hij zijn cijfer voor Frans kan ophalen naar een voldoende. Inmiddels heeft de minderjarige een tweetal toetsen gemist, omdat hij in [gesloten instelling] verblijft. De minderjarige is niet in de gelegenheid gesteld om zijn toets adequaat voor te bereiden en voorts is hij niet in de gelegenheid gesteld om vragen of onduidelijkheden met een leraar te bespreken. De minderjarige heeft op 1 mei echter wel examens waarop hij zich binnen [gesloten instelling] niet op de juiste wijze kan voorbereiden. De minderjarige is van mening dat hem geen tweede kans wordt geboden. Daarnaast stelt de minderjarige dat er geen behandelplan ligt, zodat onduidelijk is waar hij aan moet werken. Tot slot benadrukt de minderjarige dat hij heeft laten zien dat hij zijn verantwoordelijkheid kan nemen, nu hij na zijn plaatsing in [gesloten instelling] meermalen de mogelijkheid heeft gehad om zich te onttrekken aan de hulpverlening, maar dit niet heeft gedaan.
5.2
De raad voert ter zitting aan dat de gesloten machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige het laatste middel was dat ingezet kon worden. De raad stelt dat sinds 2015/2016 de hulpverlening bij de minderjarige is betrokken. Desondanks onttrekt hij zich aan het gezag van zijn ouders. De minderjarige is onder meer nachten weggeweest en gaat niet, althans weinig, naar school. Hulpverlening vanuit MST is al eerder ingezet en afgerond. Wegens financiële overwegingen is het echter niet mogelijk om dit traject te verlengen. Vervolgens is Families First ingezet, echter heeft de minderjarige toen aangegeven dat hij hier niet aan wilde meewerken en dat hij weg zou gaan als hij open zou worden geplaatst. Uiteindelijk is er, onder meer vanwege de zorgen en het onttrekken aan de hulpverlening, gekozen voor een gesloten machtiging jeugdhulp. Volgens de raad kan de minderjarige binnen [gesloten instelling] ook naar school, zodat hij zijn certificaten kan behalen voor zijn Vavo-diploma. De minderjarige staat er voor Frans niet goed voor. Binnen [gesloten instelling] krijgt hij hiervoor begeleiding. De raad vreest dat indien de minderjarige weer naar huis mag, het weer bergafwaarts zal gaan, nu er geen hulpverlening bij is betrokken en de minderjarige eerder heeft laten zien niet gemotiveerd te zijn voor schoolt. Volgens de raad kan [de jongerencoach] hierin weliswaar iets betekenen, maar er is geen hulpverlening die ervoor zou kunnen zorgen dat het thuis goed gaat. Bovendien heeft [de jongerencoach] eerder aangegeven dat zij niet de juiste middelen heeft om de minderjarige op passende wijze te begeleiden. Bij [gesloten instelling] wordt volgens de raad een heel pakket aan hulpverlening geboden. De minderjarige leert hier onder meer hoe je met mensen moet omgaan. Tot slot merkt de raad op dat de visie van de ouders ten aanzien van de minderjarige nogal eens wijzigt.
5.3
De gecertificeerde instelling stelt zich ter terechtzitting op het standpunt dat de gesloten machtiging tot uithuisplaatsing nog altijd in het belang van de minderjarige is. De gecertificeerde instelling benadrukt het belangrijk te vinden dat de minderjarige op 1 mei aanstaande examens kan doen. Sinds de minderjarige in [gesloten instelling] verblijft, krijgt hij langzaamaan weer motivatie voor school. De proefexamens die de minderjarige heeft gemaakt ter voorbereiding op het examen, zien er goed uit. Zijn schoolgang wordt niet gestagneerd door de machtiging gesloten jeugdhulp. De gecertificeerde instelling meent dat er wel een risico bestaat dat dit gebeurt als de minderjarige weer naar huis gaat. De gecertificeerde instelling is voorts van mening dat er wel een behandelplan ligt, maar door de onduidelijkheid over (de voortzetting van) het verblijf van de minderjarige is dit nog niet besproken.
5.4
De ouders geven aan dat de minderjarige na de vorige zitting ongelofelijk terneergeslagen was. De minderjarige heeft laten zien dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt, zo blijkt ook uit de reis die hij alleen moest maken vanuit Rotterdam naar [gesloten instelling] . Dat de minderjarige minder naar school ging is logisch, nu hij slechts twee vakken hoeft te behalen. De minderjarige heeft aangegeven dat hij geen examen meer gaat doen in wiskunde, maar enkel in Frans. De minderjarige doet hier zijn best voor. De ouders vrezen dat de minderjarige zijn examen Frans niet zal halen zolang hij in [gesloten instelling] verblijft, nu hij hier niet de juiste begeleiding krijgt. De ouders vinden het zeer opmerkelijk dat er, ondanks het feit dat dit in eerste aanleg reeds aan de orde is geweest, nog geen behandelplan ligt. De ouders zijn van mening dat er geen grondslag is voor de gesloten machtiging tot uithuisplaatsing en dat de opsluiting van de minderjarige disproportioneel en onevenredig is. [gesloten instelling] is, zo betogen de ouders, niet de juiste plek voor de minderjarige. De manier waarop tot een gesloten machtiging uithuisplaatsing is gekomen, is volgens de ouders ook niet correct. Zij stellen dat slechts één poging is gedaan om met de minderjarige te spreken en kort daarna een verzoek bij de rechtbank is gedaan. Voorts betogen de ouders dat voor de minderjarige, gelet op zijn leeftijd, geen effectieve behandeling meer kan plaatsvinden. De ouders zijn erg betrokken bij de minderjarige en staan open voor hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling. De ouders hebben ook in het verleden altijd bij verschillende hulpverleningsinstanties om hulp gevraagd. De vader heeft onlangs contact openomen met MST en zij hebben aangegeven dat zij toestemming van de gecertificeerde instelling nodig hebben om het reeds afgeronde traject te verlengen, maar dat dit wel mogelijk is.
5.5
[de jongerencoach] merkt ter zitting op dat zij al meer dan een jaar betrokken is bij het gezin. De minderjarige is altijd gemotiveerd geweest. Af en toe zijn er uitschieters en zoekt de minderjarige de grenzen op, echter is dit niet heel vreemd op deze leeftijd. De minderjarige komt altijd afspraken na en hij is één van de meest gemotiveerde minderjarigen met wie zij werkt. Ook wat betreft school is de minderjarige gemotiveerd. De minderjarige heeft altijd een bepaalde ambitie en een doel voor ogen gehad. De minderjarige wilde altijd al naar het [naam school] en dit is thans nog steeds het geval. Op basis van slechts één gesprek werd Families First ingezet. De ouders weten soms niet wat zij met de minderjarige aan moeten. Zij willen dan enkel hun frustraties kwijt en kunnen dan weer door. De gecertificeerde instelling heeft het besluit voor het gesloten hulpverleningstraject genomen zonder hierover in overleg te treden, hetgeen door [de jongerencoach] wordt betreurd, gelet op haar betrokkenheid bij het gezin.
Oordeel van het hof
5.6
Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2, eerste lid, Jeugdwet (Jw) kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, wanneer:
- jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
- de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.7
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, kan op grond van artikel 6.1.2, derde lid, Jw slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.8
Ingevolge artikel 6.1.2, vijfde lid, Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf, niet zijnde verblijf bij een pleegouder, nodig is.
5.9
Tot slot behoeft het verzoek op grond van artikel 6.1.2, zesde lid, Jw de instemming van een gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.1
Het hof is, op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat ten tijde van het geven van de bestreden beschikking voldaan was aan de wettelijke vereisten van artikel 6.1.2 Jw. Het hof is, gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, echter van oordeel dat deze gronden thans niet langer aanwezig zijn. Het hof is van oordeel dat, anders dan ten tijde van het afgeven van de bestreden beschikking, geen sprake meer is van een gevaar voor onttrekking aan de hulpverlening. De minderjarige heeft meermalen aangegeven mee te willen werken aan hulpverlening die hem in het kader van de ondertoezichtstelling, maar ook in het vrijwillig kader, door onder meer zijn jongerencoach, [de jongerencoach] , wordt en/of zal worden geboden. Ook de ouders van de minderjarige hebben herhaaldelijk aangegeven passende hulpverlening voor de minderjarige te willen. Gezien de recente positieve ontwikkelingen bij de minderjarige, welke ook door de raad, de gecertificeerde instelling en [gesloten instelling] zijn geconstateerd, acht het hof het niet in het belang van de minderjarige dat hij nog langer gesloten wordt geplaatst. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de minderjarige op 1 mei aanstaande eindexamen moet doen voor Frans en dat dit examen van cruciaal belang is voor zijn toekomst. Ter zitting is het hof gebleken dat de minderjarige gemotiveerd en voornemens is om het examen met goed gevolg af te ronden, teneinde zijn vervolgopleiding op het MBO te kunnen starten. Het hof is met de minderjarige en de vader van oordeel dat de minderjarige zijn eindexamen Frans het beste in zijn thuissituatie kan voorbereiden en dat dit het beste perspectief voor zijn toekomst biedt. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij bijles voor de minderjarige kan regelen, maar zelf ook de minderjarige kan bijstaan nu hij zelf de Franse taal goed beheerst. Voorts acht het hof het van belang dat, gelet op de wens van de minderjarige en zijn ouders dat de minderjarige weer thuis zal wonen en het feit dat de minderjarige op 5 juli 2018 18 jaar wordt, adequate hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling en wellicht (opnieuw) met behulp van MST en [de jongerencoach] wordt ingezet, zodat de minderjarige ook na zijn meerderjarigheid hiervan kan profiteren.
5.11
Het hof komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat er, anders dan ten tijde van het geven van de bestreden beschikking op 26 maart 2018, thans geen gronden meer aanwezig zijn om de minderjarige nog langer gesloten uit huis te plaatsen in [gesloten instelling] . Het hof zal de bestreden beschikking dan ook vernietigen voor zover het betreft de verlening van de machtiging voor de periode na 26 april 2018.
5.12
Nu vast is komen te staan dat de minderjarige op 1 mei aanstaande een examen zal moeten afleggen waarvan de uitkomst doorslaggevend is voor zijn verdere opleidingskansen, en hij zich op dat examen beter zal kunnen voorbereiden thuis dan in [gesloten instelling] , acht het hof een zodanig spoedeisend belang aanwezig voor de minderjarige dat het hof ter zitting mondeling uitspraak heeft gedaan, onder de mededeling dat de uitgewerkte beschikking op 26 april zal volgen.
5.13
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze betreft de verlening van de machtiging gesloten jeugdhulp voor de periode vanaf 26 april 2018 en , in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidend verzoek tot de verlening van de machtiging gesloten jeugdhulp voor zover dit betrekking heeft op de periode vanaf 26 april 2018;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, F. Ibili en A.J. van Montfoort, bijgestaan door mr. N. Metalsi als griffier, en is op 25 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier en geminuteerd op 26 april 2018.