Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 18 april 2017
,
appellanten in het principaal hoger beroep,
Lyondell Chemie Nederland B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Mededeling” aan het personeel van Lyondell aangegeven welke arbeidsvoorwaarden waren overeenkomen. Deze mededeling heeft als onderwerp “
Arbeidsvoorwaardenbesprekingen 2007-2008” en luidt onder meer als volgt:
huidige financiële situatie”.
arbeidsvoorwaarden 2010”. In deze brief is onder meer vermeld:
principaalhoger beroep vorderen appellanten vernietiging van het bestreden vonnis voor zover daarbij hun vorderingen zijn afgewezen en deze vorderingen alsnog toe te wijzen, met veroordeling van Lyondell in de proceskosten van beide instanties.
incidenteelhoger beroep vordert Lyondell – samengevat - primair dat appellanten niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen en subsidiair dat deze vorderingen worden afgewezen. Het hof gaat er hierbij vanuit dat ook bedoeld is vernietiging van het bestreden vonnis te vorderen voor zover de vorderingen van appellanten zijn toegewezen.
Policies & Procedures Manual”.Het AVW Protocol is dan ook onderdeel of verlengstuk van deze Manual en als zodanig geïncorporeerd in de individuele arbeidsovereenkomsten van de werknemers.
“proces van onderhandeling”tussen de OR en Lyondell voor het vaststellen van een eventuele loonstijging en de in het kader daarvan toe te passen voorschotten en verrekeningen. De stelling van appellanten dat die onderhandeling feitelijk niet meer is dan een invuloefening van getallen is onvoldoende onderbouwd. De door appellanten bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep als productie 16 overgelegde berekening is zonder toelichting, die ontbreekt, voor het hof niet te doorgronden. Daar komt bij dat Lyondell onvoldoende gemotiveerd weersproken heeft gesteld (memorie van antwoord in het principaal hoger beroep, memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep sub 3.10 en 3.22) dat op de gehanteerde percentages ook een weging moest plaatsvinden omdat er bij de verschillende areabedrijven andere factoren – zoals een slechtere pensioenregeling of bonusregeling – een rol spelen om te voorkomen dat er “appels en peren” worden vergeleken. Hier sluit nog op aan wat de OR bij brief van
2 april 2010 heeft verklaard (zie r.o. 1.10). In die brief betwist de OR expliciet de stelling van Lyondell dat het systeem van het AVW Protocol leidt tot
“[m]in of meer automatische verhogingen”met het argument:
“[d]e bijstelling van de primaire arbeidsvoorwaarden hebben altijd plaatsgevonden op basis van het area vergelijk met de door ons wederzijds overeengekomen bedrijven en na intensieve onderhandelingen”. Overigens, ook als het waar is dat dit systeem leidt tot
“[m]in of meer automatische verhogingen”is dat onvoldoende grond om te oordelen dat het hier om een invuloefening gaat. De verklaring van de heer J.C. Oskam, voormalig lid van de OR en appellant sub 31, werpt geen relevant ander licht op dit punt.
“Policies & Procedures Manual”. Het enkele feit dat de uitkomst van de onderhandelingen op grond van het AVW Protocol, namelijk een loonsverhoging, door stilzwijgende aanvaarding deel is gaan uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomst, betekent niet dat dit ook geldt voor de procesafspraken tussen de OR en Lyondell over deze onderhandelingen. Weliswaar is in de Mededeling van 22 april 2008 ook aangekondigd dat
“in het najaar (…) conform het AVW protocol de definitieve arbeidsvoorwaardelijke verhoging en de secundaire arbeidsvoorwaarden voor 2008 (en het voorschot voor 2009) d.m.v. onderhandelingen [zullen] worden vastgesteld”, maar door appellanten is onvoldoende gesteld om te oordelen dat hier om meer gaat dan een aankondiging. Voor het overige is door appellanten onvoldoende gesteld om op dit punt tot een ander oordeel te komen.
“proces van onderhandeling”met de OR in te gaan - niet te lezen, ook niet in samenhang met de Mededeling van 22 april 2008. Ten aanzien van deze Mededeling geldt dat –als gezegd – daarmee slechts de uitkomst van de onderhandelingen is meegedeeld en aangekondigd wat er in het najaar van 2008 zou gebeuren. Appellanten hebben voor het overige onvoldoende gesteld om op dit punt tot een ander oordeel te komen.
Beslissing in het principaal en het incidenteel hoger beroep
6 februari 2015,
opnieuw rechtdoende:
- wijst de vorderingen van de bonden en de werknemers af;
- veroordeelt de bonden en de werknemers in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Lyondell tot op 6 februari 2015 begroot op € 1.600,-- aan salaris advocaat (tarief II, twee punten);
- veroordeelt de bonden en de werknemers in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Lyondell tot op heden begroot op € 711,-- aan griffierecht en
- veroordeelt de bonden en de werknemers in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van Lyondell tot op heden begroot op € 894,-- aan salaris advocaat (tarief II, drie punten);
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.