Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
gevestigd te Rijswijk,
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
3.Het geschil
1. veroordeling van Burdock tot betaling van een bedrag van € 8.822,39 bruto aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging;
2. toekenning aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van € 150.000 met rente.
4.Beoordeling in hoger beroep
- Burdock Holding had eind 2014, begin 2015 een forse betalingsachterstand bij de belastingdienst en bij andere crediteuren. In verband daarmee is een aantal (financiële en personele) maatregelen genomen. Deze hebben geleid tot enige verbetering van de resultaten, maar Burdock Nederland draait ondanks alle genomen maatregelen nog steeds verlies en de verwachtingen zijn negatief;
- Verder is er omzet weggevallen door het wegvallen van een grote klant (Vitol/VTTI);
- Door de lage olieprijs investeren klanten van Burdock minder, hetgeen ook gevolgen heeft voor Burdock;
- Gezien het negatieve eigen vermogen van Burdock Holding (volgens de nog niet afgeronde jaarrekening over 2014 was deze € 656.148 negatief) en de negatieve prognoses is verder ingrijpen noodzakelijk;
- Burdock Holding wil de noodzakelijke kostenbesparing (van € 1.000.000 op personeelskosten) realiseren door afscheid te nemen van de Business Unit/General Managementlaag. Dit betreft zes managers, verdeeld over zes business units;
- De heer [naam] (hierna: [T. 1] ), in dienst als Business Manager bij Burdock High Tech B.V., werkt gedeeltelijk als senior sales manager. Omdat hij de enige is met specifieke luchtvaartervaring bestaat de mogelijkheid om hem te herplaatsen in de rol die hij feitelijk gedeeltelijk al vervult;
- Door inkrimping van de Business Unit managementlaag dalen de kosten en verwacht Burdock Holding de margedaling op termijn te kunnen compenseren.
Tot 1 februari, want dan is de formele ontbinding en dan dan ja (…) lastiger dan hebben we uitbetaald en dan is het klaar” valt onvoldoende af te leiden dat het Burdock voor ogen stond [verzoeker] voor 1 maart 2016 weer in dienst te nemen. Daarbij tekent het hof aan dat de in het geding gebrachte transcriptie slechts een deel van het gesprek omvat en [verzoeker] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bij herhaling heeft gesteld dat [betrokkene] hem in het gesprek een baan heeft aangeboden na ommekomst van 26 weken.
- bekrachtigt de tussen partijen uitgesproken beschikking van de kantonrechter van 28 april 2016;
- veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van Burdock tot op heden begroot op € 718,- aan griffierecht en € 3.262,- aan kosten van de advocaat;
- verklaart deze beschikking ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.