Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een stiefvader en moeder om gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de minderjarige te worden belast. De vader van de minderjarige heeft eveneens verzocht om samen met de moeder met het ouderlijk gezag te worden belast. Het hof heeft het verzoek van de stiefvader en moeder afgewezen, omdat de vader al een verzoek had ingediend om samen met de moeder met het gezag belast te worden. Het hof oordeelde dat de belangen van de minderjarige in het geding zijn en dat er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek van de stiefvader en moeder de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd. De rechtbank had eerder de verzoeken van de stiefvader en moeder afgewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. De vader was betrokken bij het leven van de minderjarige en er waren zorgen over de communicatie tussen de ouders. Het hof benadrukte dat de biologische ouder een voorkeurspositie heeft in dergelijke zaken en dat het gezamenlijk gezag na een scheiding de norm is. De beslissing van het hof houdt in dat de verzoekers niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek om gezamenlijk gezag.