Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 31 januari 2017
H&H Financiële Planning Voorburg B.V.,
[geïntimeerde] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
€ 11.000,-- met wettelijke rente en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
welke stukkenForeburgh heeft nagelaten - tijdig - te onderkennen
(i) dat zij aan Argenta moesten worden verstrekt en/of (ii) in welk opzicht de door [geïntimeerde] verstrekte stukken niet voldeden (art. 150 Rv), zodat onnodige vertraging kon worden voorkomen. Dat heeft [geïntimeerde] in onvoldoende mate gedaan. Door Foreburgh is een aantal voorbeelden gegeven van door [geïntimeerde] verstrekte stukken die niet voldeden aan de eisen van Argenta – zoals een werkgeversverklaring – en stukken die [geïntimeerde] alsnog moest verstrekken. Van geen van deze stukken heeft [geïntimeerde] onderbouwd in welk opzicht Foreburgh tekort is geschoten. Foreburgh heeft gesteld dat zij de door te sturen stukken onderwerpt aan een “globale check”, maar daarmee is niet gezegd dat die “check” ontoereikend is. Het ligt op de weg van [geïntimeerde] om te onderbouwen dat de concrete check van de stukken niet voldeed. Het volstaat niet om in zijn algemeenheid te stellen dat Foreburgh de door [geïntimeerde] verstrekte stukken beter op juistheid had moeten controleren.
€ 17.000,-- bedraagt is onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Van te late afname zou geen sprake zijn geweest als de financiering wel rond was geweest, maar evenmin indien [geïntimeerde] tijdig, dat wil zeggen: uiterlijk 18 april 2011, een beroep op het financieringsvoorbehoud had gedaan. Immers, in dat laatste geval was [geïntimeerde] in het geheel niet meer gehouden de woning af te nemen. Anders dan Foreburgh stelt mag worden aangenomen dat er bij naleving van de zorgplicht door Foreburgh een beroep op het financieringsvoorbehoud mogelijk geweest
(zie r.o. 6.9.2).
€ 17.000,-- nu er gronden waren voor matiging. Onduidelijk is of verkopers hun makelaar aansprakelijk hebben gesteld en mogelijk dubbel schadevergoeding hebben gekregen, aldus nog steeds Foreburgh.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 mei 2015;
- veroordeelt Foreburgh in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 711,-- aan griffierecht en € 1.788,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Foreburgh tot op heden begroot op € 894,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.