Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 14 maart 2017
Het geding in de hoofdzaak
Het geding in de vrijwaringszaak
Beoordeling van het hoger beroep in de hoofdzaak
Algemeen
Het vonnis van 12 augustus 2015
Door [de notaris] wordt gevorderd:
Kern van het geschil
Onderzocht dient derhalve te worden in hoeverre gedaagde sub 1 jegens eiseres als derde een onrechtmatige daad heeft begaan welke aan gedaagde sub 1 kan worden toegerekend en op grond waarvan gedaagde sub 1 aansprakelijk is voor de daardoor door eiseres geleden schade (artikel 6:162 lid 1 BW). De norm waaraan het handelen dan wel nalaten van gedaagde sub 1 wordt getoetst, is de hierboven genoemde en omschreven zorgplicht.”(zie de randnummers 76 tot en met 80 van de inleidende dagvaarding aangaande de zorgplicht van de notaris op basis van de Wet op het notarisambt.)
“De vraag is dan ook of die zorgplicht ook strekt tot bescherming van het belang van eiseres. Het antwoord daarop is ja.”
Enige achtergrondinformatie
LEGAAT TEN BEHOEVE VAN DOCHTER
BENOEMING ERFGENAMEN
Door de wettelijke verdeling verkrijgt mijn echtgenote van rechtswege alle tot mijn nalatenschap behorende goederen en komt de voldoening van de schulden van mijn nalatenschap voor haar rekening. Ieder van mijn overige erfgenamen verkrijgt als erfgenaam van rechtswege een geldvordering ten laste van mijn echtgenote, overeenkomend met de waarde van zijn erfdeel. (cursivering door het hof).
behoudensde uiterste wilsbeschikkingen vervat in mijn testament op vier juni tweeduizend acht verleden voor mr. [naam] , notaris te [plaatsnaam] . Ik wens een wijziging aan te brengen in de erfstelling als vermeld in 3.1. en de benoeming executeur/afwikkelingsbewindvoerder als vermeld in 7 van het genoemde testament de dato vier juni tweeduizend acht en wel zodanig:
en indien hij vóór of gelijktijdig met mij komt te overlijden zijn echtgenote.
Juridisch kader
”Gelet op de positie van notarissen in het maatschappelijk verkeer en op het vertrouwen dat zij als zodanig genieten, rust op notarissen, die dienen te handelen als redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoten, een zwaarwegende zorgplicht jegens degene, die aan de notaris gelden toevertrouwt met de opdracht deze door te betalen indien aan zekere voorwaarden is voldaan. Deze zorgplicht brengt onder meer mee dat de notaris, voor zover zulks redelijkerwijs mogelijk is en in zoverre van de notaris kan worden gevergd, nadere informatie inwint bij degene die hem aldus gelden heeft toevertrouwd, ingeval over de inhoud of strekking van de opdracht redelijkerwijs twijfel kan bestaan. Indien de notaris in een dergelijk geval desondanks op basis van een eigen interpretatie van de betalingsinstructie zonder het inwinnen van nadere informatie bij zijn opdrachtgever tot uitbetaling overgaat, terwijl het inwinnen van informatie wel mogelijk was geweest, moet hij de nadelige gevolgen van zijn handelwijze jegens de opdrachtgever dragen indien die interpretatie, hoewel deze op zichzelf mogelijk is, achteraf onjuist blijkt te zijn. Dit is slechts anders indien in de gegeven omstandigheden omtrent de inhoud en de strekking van de opdracht redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan. De zorgplicht van de notaris gaat immers niet zo ver dat hij zijn opdrachtgever ook behoort te vrijwaren tegen risico`s die ook bij een hoge mate van zorgvuldigheid zijnerzijds niet zijn te vermijden.”
”Behoudens hetgeen in de artikelen 97-107 is bepaald, kan een uiterste wil alleen worden gemaakt bij een notariële akte of bij een aan de notaris in bewaring gegeven onderhandse akte.”De wetgever heeft dus aan de notaris een exclusieve bevoegdheid gegeven met betrekking tot het passeren van een uiterste wil. De uiterste wilsbeschikking is een eenzijdige rechtshandeling, waarbij er voor derden al dan niet rechten kunnen ontstaan. Echtgenoten, afstammelingen en stiefkinderen kunnen getroffen worden in hun belang, indien de notaris zijn taak in het kader van de uitwerking van een uiterste wil niet zorgvuldig uitvoert.
Inleiding en achtergrond door [de notaris]
- Zakelijk weergegeven vordert [de echtgenote] van de notaris schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen wegens een vermeende beroepsfout.
- De vordering van [de echtgenote] is gestoeld op haar stelling dat de notaris ten onrechte, want in strijd met de beweerdelijke wil van erflater, de wettelijke verdeling buiten toepassing zou hebben gesteld door haar niet langer als erfgenaam bij de erfstelling in het testament van erflater op te nemen dat door de notaris op 25 november 2011 is gepasseerd.
- [de notaris] stelt in zijn samenvatting het volgende.
- Erflater was een zeer vermogend man, die zijn vermogen vanaf de jaren 60 heeft vergaard in de reisbranche. Erflater was als succesvol en door de wol geverfd zakenman niet onbekend met juridische aangelegenheden en evenmin met juridische procedures.
- Erflater en [de echtgenote] zijn eerst in 2004 op latere leeftijd (in gemeenschap van goederen) gehuwd.
- In het op 4 juni 2008 ten overstaan van notaris mr. [naam] te [plaatsnaam] verleden testament van erflater waren door erflater tot zijn erfgenamen benoemd: [de echtgenote] , [zoon erflater] , [stiefdochter een] en [stiefdochter twee] . [dochter erflater] was niet als erfgename opgenomen; aan haar werd een legaat toebedeeld ter waarde van één miljoen euro. In het testament 2008 is in artikel 5 de wettelijke verdeling van toepassing verklaard.
- In 2010 heeft erflater zich tot mij gewend met het verzoek zijn testament 2008 (gedeeltelijk) te wijzigen, althans voorlopig één wijziging aan te brengen. Aanvankelijk verwees ik erflater naar mr. [naam] alwaar het testament 2008 was opgemaakt, maar erflater stond erop dat ik de gewenste wijzigingen zou vastleggen. Ik kende het testament 2008 overigens niet voorafgaand aan die bespreking; dat werd meegenomen naar de bespreking op mijn kantoor en is ter plekke doorgenomen in het bijzijn van erflater en [de echtgenote] .
- Ter gelegenheid van de bespreking op 31 augustus 2010 heb ik aan de hand van tekeningen aan erflater de systematiek van zijn op dat moment geldende testament 2008 uiteengezet.
- Uit tekeningen blijkt dat de werking van de wettelijke verdeling, zoals deze in het testament 2008 was geregeld, tijdens de bespreking van 31 augustus 2010 uitvoerig aan de orde is geweest. In tekening 1 is dus stap voor stap uiteengezet dat de wettelijke verdeling van toepassing is en hoe deze in de praktijk werkt. Ik heb dus onmiskenbaar aandacht besteed aan de wettelijke verdeling en haar voorwaarden. Uit de stukken blijkt aantoonbaar dat de wettelijke verdeling is uitgetekend en haar werking is besproken.
- Tijdens een getuigenverhoor heeft [de notaris] het navolgende verklaard: ”U vraagt mij wanneer ik erflater erop gewezen heb dat als hij zijn echtgenote niet langer als erfgenaam zou benoemen de wettelijke verdeling niet meer van kracht zou zijn. Dit is gebeurd tijdens de bespreking van 31 augustus 2010.” Zie memorie van grieven randnummer 2.19.
- Op 14 september 2010 - dus kort na ontvangst van het eerste concepttestament - nam erflater (voor zover de notaris bijstaat, buiten [de echtgenote] om) contact op met mij. In dat telefoongesprek gaf erflater te kennen naast het executeurschap ook de erfstelling te willen wijzigen en [de echtgenote] daarbij te willen laten vervangen door de Stichting [naam] .
- In de e-mail van 17 september 2010 schrijf ik:
- [de notaris] hecht eraan erop te wijzen dat door [de echtgenote] en de kinderen in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap op 19 november 2012 een vaststellingsovereenkomst is gesloten.
- Uit de vaststellingsovereenkomst blijkt dat de nalatenschap over de kinderen is verdeeld en [de echtgenote] hiermee uitdrukkelijk heeft ingestemd en daarmee haar eigen standpunt (dat erflater de wettelijke verdeling wilde blijven toepassen) geheel ondergraaft.
- In de vaststellingsovereenkomst hebben de kinderen en [de echtgenote] - globaal genomen - de samenstelling en de verdeling van de nalatenschap geregeld.
- [de echtgenote] verklaart zich akkoord met de verdeling van de nalatenschap over de kinderen en doet afstand van haar vermeende aanspraken jegens de kinderen.
- [de notaris] heeft in de vrijwaringsprocedure derhalve bepleit dat de vaststellingsovereenkomst, gelet op het geheel van omstandigheden, als onrechtmatig jegens hem kwalificeert, indien de stelling wordt volgehouden dat de erflater de wettelijke verdeling beoogde.
- Wanneer de overtreden norm weliswaar in het algemeen de strekking heeft een of meer bepaalde personen in hun belang te beschermen, kan op deze bescherming geen aanspraak gemaakt worden door iemand die zich door zijn eigen gedrag heeft onttrokken aan de bescherming door de geschonden norm.
- Op de benadeelde rust ingevolge art. 6:101 BW een verplichting tot beperking van de schade voor zover dit redelijkerwijze van hem kan worden verlangd. [de echtgenote] heeft haar schade de facto over zichzelf afgeroepen door de vaststellingsovereenkomst aan te gaan en daarbij afstand van haar rechten op de nalatenschap te doen. In art. 6:101 BW ligt tevens besloten het eigen schuld criterium, dat tot gevolg kan hebben dat het handelen van de benadeelde zelf met zich brengt dat de schade voor zijn/haar rekening moet blijven. De handelwijze van [de echtgenote] die zijn beslag heeft gevonden in de vaststellingsovereenkomst is een verkeerde geweest en brengt met zich dat zij haar eigen schade volledig moet dragen. [de echtgenote] had voor een ander traject moeten opteren, hetgeen niet ten koste van [de notaris] zou zijn gegaan en dat - zonodig - in een herverdeling c.q. een andere afwikkeling van de nalatenschap zou hebben gesorteerd. De gestelde schade van [de echtgenote] is niet het gevolg van de door haar gestelde fout van de notaris, maar het gevolg van haar beslissing om haar rechten op grond van een vaststellingsovereenkomst met haar kinderen prijs te geven. Het feit dat [de echtgenote] haar eis heeft gewijzigd in die zin dat zij thans een verklaring voor recht vordert onder verwijzing naar de schadestaatprocedure maakt overigens niet dat het voorgaande in deze procedure niet relevant is. Voor de toewijzing van een vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat is immers vereist dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is gemaakt. [de echtgenote] moet bewijzen dat er causaal verband bestaat tussen de vermeende fout en haar schade, ook in een verklaring voor recht procedure.
Vooraf door [de echtgenote]
.Door [de echtgenote] is in haar inleiding onder meer gesteld:
Deze onterving stemt overeen met de wil van erflater, maar het uitsluiten van de wettelijke verdeling niet.(cursivering door het hof).
[de echtgenote] heeft door de beroepsfout van [de notaris] schade geleden omdat de wettelijke verdeling niet meer werkte en zij derhalve geen rechthebbende is geworden op de op de nalatenschap welke de helft uitmaakt van het vermogen dat zij en wijlen haar echtgenoot bij leven samen hebben vergaard en beheerd.(cursivering door het hof).
- De rechtsstrijd tussen partijen is daarom beperkt tot de volgende vragen: a) heeft [de notaris] een beroepsfout begaan? b) heeft [de notaris] een onrechtmatige daad jegens [de echtgenote] gepleegd? c) is [de notaris] aansprakelijk voor de schade?
- Alle vragen met betrekking tot de omvang van de schade, vallen buiten de rechtsstrijd, aangezien de vaststelling en vereffening van de schade is verwezen naar de schadestaatprocedure en de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over de omvang van de schade.
Grieven
- (i) [de echtgenote] als erfgename wilde vervangen door de Stichting;
- (ii) erflater de systematiek van de wettelijke verdeling kende en de consequenties dus kon overzien en
- (iii) [de echtgenote] uit hoofde van de huwelijksgoederengemeenschap reeds over substantieel vermogen beschikte.
5. WETTELIJKE VERDELING
Door de wettelijke verdeling verkrijgt mijn echtgenote van rechtswege alle tot mijn nalatenschap behorende goederen en komt de voldoening van de schulden van mijn nalatenschap voor haar rekening. Ieder van mijn overige erfgenamen verkrijgt als erfgenaam van rechtswege een geldvordering ten laste van mijn echtgenote, overeenkomend met de waarde van zijn erfdeel. (cursivering door het hof).
behoudensde uiterste wilsbeschikkingen vervat in mijn testament op vier juni tweeduizend acht verleden voor mr. [naam] , notaris te [plaatsnaam] . Ik wens een wijziging aan te brengen in de erfstelling als vermeld in 3.1. en de benoeming executeur/afwikkelingsbewindvoerder als vermeld in 7 van het genoemde testament de dato vier juni tweeduizend acht en wel zodanig:
en indien hij vóór of gelijktijdig met mij komt te overlijden zijn echtgenote.
In dat telefoongesprek gaf Erflater te kennen naast het executeurschap ook de erfstelling te willen wijzigen en [de echtgenote] daarbij te willen laten vervangen door de Stichting [naam] (de Stichting) een stichting met een idealistisch oogmerk, opgericht door erflater.”(cursivering door het hof).
In aansluiting op ons telefonisch onderhoud, waarbij u ook een wijziging van de erfgenamen wenst, te weten de Stichting [naam] in plaats van uw echtgenote, mevrouw [de echtgenote] , doe ik u bijgaand het gewijzigde concept van uw testament toekomen”.
”De heer [erflater] heeft mij aangegeven dat het zijn bedoeling was dat de erfgenamen zouden erven, doch dat volgens hem die pas aan de beurt zouden komen nadat zijn echtgenote zou zijn overleden. Dit lees ik ook in punt 5 van meergenoemd testament d.d. 4 juni 2008, waarin staat vermeld: ”behoudens voorzover daarvan bij dit testament is afgeweken, is op mijn nalatenschap de wettelijke verdeling....enz”.
”Uit dit citaat volgt naar het oordeel van het hof dat de notaris - gelet op het bepaalde in art 4:13 BW - er toen vanuit ging dat de wettelijke verdeling van toepassing is. Dit citaat staat in de visie van het hof haaks op hetgeen [de notaris] heeft gesteld, te weten dat hij erflater erop heeft gewezen dat de wettelijke verdeling niet meer van toepassing is, indien [de echtgenote] geen erfgenaam meer is van erflater.
- Met betrekking tot uitleg is relevant art. 4:46 BW. Art 4:46 luidt als volgt: “1. Bij de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. 2. Daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil mogen slechts dan voor uitlegging van een beschikking worden gebruikt, indien deze zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft. 3. Wanneer een erflater zich klaarblijkelijk in de aanduiding van een persoon of een goed heeft vergist, wordt de beschikking naar de bedoeling van de erflater ten uitvoer gebracht, indien deze bedoeling ondubbelzinnig met behulp van de uiterste wil of andere gegevens kan worden vastgesteld.”
- “De vraag is of deze wetsbepaling toestaat om feiten en omstandigheden buiten de tekst van de uiterste wil om te mogen gebruiken voor de uitlegging. Lid 2 van deze wetsbepaling doet immers veronderstellen dat uitlegging alleen dan mogelijk zou zijn, wanneer de uiterste wil op zichzelf geen duidelijke zin zou hebben. Voor het antwoord op de vraag of een uiterste wil duidelijke zin heeft, moet echter gelet worden op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt (lid 1). Bij de beantwoording van deze vragen mag wel rekening worden gehouden met feiten en omstandigheden buiten de uiterste wil om. Lid 1 zorgt er vooral voor, dat lid 2 niet al te strikt hoeft te worden gehanteerd.”
- “De testamenten uit 2010 en 2011 zitten vreemd in elkaar omdat niet expliciet is gemaakt dat de wettelijke verdeling geen effect sorteert wegens het ontbreken van de echtgenoot als erfgenaam. Voor de hand had gelegen dat de testamenten uit 2010 en 2011 de regeling in het testament uit 2008 omtrent de wettelijke verdeling onder nr. 5 geheel zou zijn herroepen. In die zin kan worden gesproken van een onduidelijkheid van de testamenten, die ook zonder kennis te nemen van ‘
- “Als betrokkenen op grond van uitleg van mening zijn dat de wettelijke verdeling als bedoeld in art 4:13 BW
- “In het Tussenvonnis overweegt de rechtbank dat tussen partijen niet in geschil is dat het in 2010 de wens van Erflater was om in de plaats van de Weduwe een derde als erfgenaam te benoemen, maar dat uit dit enkele feit niet kan worden afgeleid dat hiermee de wens van Erflater om de wettelijke verdeling van toepassing te laten zijn, is vervallen. (….) Op grond hiervan heeft de rechtbank voorshands als vaststaand aangenomen dat Erflater in 2010 nog steeds de wens had om de wettelijke verdeling in stand te laten.”
- “De Notaris heeft primair betwist dat er sprake is van een beroepsfout. Het was de wens en de bedoeling van erflater dat de wettelijke verdeling niet langer van toepassing zou zijn (r.o. 5.2 Tussenvonnis).”
- “De Notaris heeft subsidiair aangevoerd dat als komt vast te staan dat het de wens van Erflater was dat de wettelijke verdeling van toepassing zou zijn, de uiterste wilsbeschikking op die wijze krachtens artikel 4:46 BW uitgelegd en afgewikkeld had moeten worden.”
- “De redenering waarlangs de rechtbank tot de conclusie komt dat de Notaris onrechtmatig heeft gehandeld, is naar mijn mening onjuist. (….) Er bestaat geen twijfel over dat de uiterste wilsbeschikking van Erflater die is neergelegd in artikel 5, na de uiterste willen van 4 oktober 2010 en 25 november 2011 uitlegging behoeven.”
- “Naar mijn oordeel leidt uitlegging volgens de maatstaf van artikel 4:46 lid 1 BW ertoe aan te nemen dat in ieder geval artikel 5 onduidelijk is en geen duidelijke zin heeft. Het is immers onduidelijk of Erflater deze bepalingen bij de testamenten van 2010 en 2011 heeft willen schrappen en deze bepaling ten gevolge van een omissie van de Notaris niet in de uiterste willen van 4 oktober 2010 en 25 november 2011 is herroepen, of dat het de bedoeling van Erflater was deze beschikkingen te handhaven.”(cursivering door het hof).
- “door de uitlegging in de tweede fase zou ook kunnen komen vast te staan dat het de bedoeling van Erflater was de wettelijke verdeling te handhaven. In dat geval is ook artikel 3.1 van het testament onduidelijk en dient ook die uiterste wilsbeschikking te worden uitgelegd. (….) Wil een wettelijke verdeling effect kunnen sorteren, dan zal de Weduwe voor een, eventueel zeer kleine, fractie tot erfgenaam dienen te worden benoemd. De wettelijke verdeling vindt niet plaats ten aanzien van het gedeelte dat de derde erft.”
- “Het uitgangspunt van de rechtbank is ook daarom onjuist, omdat de rechtbank eerst tot een oordeel omtrent de onrechtmatigheid had mogen komen na uitleg van de uiterste wilsbeschikkingen(en).”
- “De Notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door geen duidelijk uiterste wilsbeschikkingen te redigeren, maar door de uitlegging komt vast te staan wat anders te lezen zou zijn geweest in duidelijke uiterste wilsbeschikkingen.”
- [de echtgenote] betwist nadrukkelijk dat de overwegingen op grond waarvan de rechtbank tot het oordeel komt dat de wettelijke verdeling niet middels uitleg alsnog van toepassing zou kunnen worden, rechtens onjuist zijn.
- De kern van de taak van de notaris is de wensen van de erflater te achterhalen, de erflater grondig te informeren over de mogelijkheden met betrekking tot die wensen en er dan zorg voor te dragen dat de door erflater gekozen mogelijkheid wordt neergelegd in een testament dat het door de testateur gewenste gevolg heeft.
- Zoals [de echtgenote] hieronder aangeeft, zijn er naast de wettelijke verdeling allerlei mogelijkheden met betrekking tot de wil van erflater. Maar die kunnen niet worden vastgesteld, omdat erflater niet wist dat zijn wensen niet te combineren waren. Erflater heeft daarom nooit zijn wil geuit met betrekking tot die mogelijkheden. Die wil is dan logischerwijs ook niet vast te stellen.
- [de echtgenote] is van mening dat niet aan uitleg van de testamenten 2008 en 2011 wordt toegekomen.
- [de notaris] stelt slechts in het algemeen dat de uitleg kan leiden tot toepassing van de wettelijke verdeling.
- Prof. Verstappen komt tot de algemene conclusie dat uitleg waarbij [de echtgenote] alsnog erfgenaam zou worden, wel mogelijk is. Prof. Verstappen stelt echter in het geheel niet wat er op welke manier aan de hand waarvan is uitgelegd, zodat geheel onduidelijk blijft hoe en waarom de wettelijke verdeling middels uitleg van toepassing is.
- De conclusie van prof. Verstappen lijkt erop neer te komen, dat, als alle betrokkenen van mening zijn dat de wettelijke verdeling van toepassing had moeten zijn en het een misslag van [de notaris] is geweest om [de echtgenote] niet bij de erfstelling te betrekken, de testamenten dan ook zo zouden kunnen worden uitgelegd. Dan lijkt het erop dat als iedereen het eens is over wat een erflater zou hebben bedoeld, alleen op grond daarvan een testament veranderd zou kunnen worden.
- Het is uiteraard ook niet zo dat uitleg kan worden gebruikt om een testament zo uit te leggen als betrokkenen goeddunkt.
- Uitleg kan volgens [de echtgenote] niet leiden tot een wettelijke verdeling, omdat in dat geval niet de bedoeling van erflater wordt gevolgd, maar de gevolgen van een fout van [de notaris] worden hersteld.
- Als het hof zou oordelen dat aan uitleg wordt toegekomen en dat via uitleg de wettelijke verdeling van toepassing is, dan zou daarmee niet de kous af zijn. Het hof zou dan moeten vaststellen of Stichting [naam] dan nog erfgenaam zou zijn tezamen met de kinderen en [de echtgenote] en of allen dan voor gelijke delen erfgenaam zouden zijn of niet.
- Uit de pleitnota van [de echtgenote] volgt dat zij het niet eens is met de visie van prof. Perrick in het kader van de uitleg van het testament van erflater. In punt 25 van haar pleitnota herhaalt zij nogmaals dat uitleg niet aan de orde is.
- Naar de notaris in de aanloop naar de onderhavige procedure (althans de tuchtprocedure) heeft begrepen, heeft de stichting de nalatenschap verworpen.
- Ook het feit dat [dochter erflater] klaarblijkelijk het legaat heeft verworpen en een beroep op haar legitieme portie heeft gedaan, is de notaris eerst bekend geraakt in het kader van de tuchtrechtelijke procedure. Een en ander werd bevestigd in de vaststellingsovereenkomst.
- Voor de goede orde: de notaris heeft noch van de benoemde erfgenamen, noch van andere vernomen dat testament 2010 en testament 2011 niet in lijn zouden zijn met de bedoeling en wil van erflater op dat moment.
- In de vaststellingsovereenkomst hebben de kinderen en [de echtgenote] - globaal genomen - de samenstelling en de verdeling van de nalatenschap geregeld. [de echtgenote] en de kinderen zijn zodoende overeengekomen dat de nalatenschap over de kinderen wordt verdeeld en dat [de echtgenote] geen erfdeel toekomt. [de echtgenote] en de kinderen zijn tevens overeengekomen dat [de echtgenote] een procedure jegens de notaris zal starten, waarvoor een bedrag van € 250.000,- is gereserveerd uit de nalatenschap. Kortom: [de echtgenote] verklaart zich akkoord met de verdeling van de nalatenschap over de kinderen en doet afstand van haar vermeende aanspraken jegens de kinderen.
- [stiefdochter twee] heeft verklaard:
- [de notaris] heeft in de vrijwaringsprocedure derhalve bepleit dat de vaststellingsovereenkomst, gelet op het geheel van omstandigheden, als onrechtmatig kwalificeert.
- Het blijft immers bijzonder bedenkelijk dat [de echtgenote] en de kinderen een overeenkomst hebben gesloten ten aanzien van het testament 2011 waarvan de uitkomst een andere is dan de door hen benadrukte (en bij hen bekende) bedoeling van erflater en die onder meer substantiële benadeling voor de notaris tot gevolg kan hebben.
- In punt 3.49 stelt [de notaris] : ”Wanneer de overtreden norm weliswaar in het algemeen de strekking heeft een of meer bepaalde personen in hun belangen te beschermen kan op deze bescherming geen aanspraak gemaakt worden door iemand die zich door zijn eigen gedrag heeft onttrokken aan de bescherming door de geschonden norm.”
- De executeur heeft onmiddellijk juridisch advies gevraagd aan mr. [naam] die heeft bevestigd dat de wettelijke verdeling geen rol meer speelt. Met dit juridisch uitgangspunt moest de nalatenschap verder worden afgewikkeld. Tot drie keer toe heeft [de echtgenote] van verschillende zijden vernomen dat op juridische gronden de wettelijke verdeling niet in stand bleef.
- Er was dus naar de gerechtvaardigde mening van [de echtgenote] sprake van een juridisch voldongen feit.
- [de echtgenote] kon niets anders dan de opvolgend executeur te laten onderhandelen met [dochter erflater] en de erfgenamen over een regeling. Indien zij dat niet had gedaan was er ook een procedure gevolgd en die procedure zou zij verliezen.
- Zoals ook de rechtbank in de vrijwaringszaak heeft overwogen in het vonnis van 5 november 2014 kon de vaststellingsovereenkomst worden gesloten aangezien daarmee de nalatenschap werd afgewikkeld op een wijze zoals dit op grond van de testamenten van erflater diende te geschieden.
welvan toepassing is of hoort te zijn en het dus een misslag van de notaris is geweest om [de echtgenote] niet bij de erfstelling op te nemen, dan kunnen de erfgenamen en [de echtgenote] gezamenlijk door middel van het sluiten van een vaststellingsovereenkomst de volgens hen juiste uitleg van de testamenten vaststellen en daarmee deze in hun onderlinge verhouding ook laten gelden.”
Het bestreden vonnis van 12 augustus 2015 moet gedeeltelijk worden vernietigd
- 4.2 verklaart voor recht dat [de notaris] aansprakelijk is voor de door [de echtgenote] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onder rov. 4.1 genoemde onrechtmatig handelen;
- 4.3 veroordeelt [de notaris] tot vergoeding van alle door [de echtgenote] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het onder rov. 4.1 genoemde onrechtmatig handelen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.