ECLI:NL:GHDHA:2017:583
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Regresvordering bij wettelijke gemeenschap van goederen en hoofdelijk verbonden schulden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin werd geoordeeld dat zijn regresvordering op zijn ex-vrouw pas ontstaat wanneer hij meer dan de helft van de gezamenlijke schulden heeft voldaan. De man en vrouw waren in wettelijke gemeenschap van goederen getrouwd en zijn gezamenlijk hoofdelijk aansprakelijk voor een tweetal schulden. De man heeft tot nu toe niet meer dan de helft van de schulden voldaan en vraagt zich af of hij al een regresvordering op de vrouw heeft. Het hof sluit aan bij de rechtspraak van de Hoge Raad, die in een eerder arrest heeft bepaald dat een regresvordering pas ontstaat als de hoofdelijk verbonden schuldenaar meer dan zijn aandeel in de schuld heeft voldaan. Het hof oordeelt dat de man, die tot nu toe niet meer dan de helft van de schuld heeft voldaan, geen regresvordering op de vrouw heeft. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof adviseert beide partijen om in overleg te treden over de afwikkeling van de schulden.