ECLI:NL:GHDHA:2017:536

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
22-004058-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep na onvoldoende bewijs voor woningoverval en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor de ten laste gelegde feiten, waaronder een woningoverval en bedreiging. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de feiten heeft gepleegd en heeft hem vrijgesproken.

De zaak kwam aan het hof na een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 25 augustus 2016 en 20 februari 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte. De advocaat-generaal baseerde zijn vordering op getuigenverklaringen en een DNA-match, maar het hof oordeelde dat de bewijswaarde van deze elementen onvoldoende was.

Het hof heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte door een getuige tijdens een fotoconfrontatie niet overtuigend was en dat de DNA-match op een sigarettenpeuk niet met voldoende zekerheid kon worden gekoppeld aan de verdachte. De verdachte had een alibi en zijn verklaring werd ondersteund door een getuige. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, de verdachte vrijgesproken en de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004058-15
Parketnummer: 10-680577-14
Datum uitspraak: 6 maart 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 augustus 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 25 augustus 2016 en 20 februari 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 november 2012 te Dordrecht
(in een woning aan de [adres])
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (10.000 euro of daaromtrent), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- die [benadeelde partij 1] (dreigend) toevoegen van de woorden "mevrouw u gaat nu die deur open maken anders gebeuren er vervelende dingen" en/of "mevrouw beter doe je die deur open" en/of "beter doe je die deur open voor en nare dingen gebeuren" en/of "ja voordat ik ga schieten" en/of "mevrouw doe die deur open anders gaan er hier nare dingen gebeuren", althans (telkens) woorden toevoegen van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) dreigend tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan genoemde [benadeelde partij 1] en/of haar in de woning aanwezige zoon ([persoon]) en/of in aanwezigheid van die [benadeelde partij 1] en/of haar zoon tegen een mededader zeggen "geef me dat vuurwapen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- binnendringen in genoemde woning en/of
- die [benadeelde partij 1] (dreigend) toevoegen van de woorden "mevrouw beter gaat u praten, zeg waar het geld is, want anders wordt hij nog bozer" en/of "Geef het geld en de drugs, want ik heb dit eerder gedaan bij andere mensen, bij mensen erger dan jij" en/of "jullie gaan me nu vertellen waar dat geld en drugs ligt anders gaan we je zoon bewerken ,met dat wapen" althans (telkens) woorden toevoegen van een gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- in aanwezigheid van die [benadeelde partij 1] en/of haar zoon aan een mededader (wederom en/of meermalen) vragen om het vuurwapen en/of dreigen de zoon van die [benadeelde partij 1] in elkaar te slaan;
2.
hij op of omstreeks 18 november 2012 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voornoemde [benadeelde partij 1] de woorden toegevoegd: "Als ik zie dat iemand hier drugs komt halen of de politie dan komen we en dan schieten we op je huis" en/of haar gezegd dat als ze de politie zou bellen of als ze zouden zien dat iemand vandaag langs zou komen om de drugs te halen, dat ze dan zeker zouden komen schieten, althans haar woorden toegevoegd van gelijke dreigende aard of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep overweegt het hof als volgt.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het daderschap van de verdachte in de kern kan worden gebaseerd op:
1)de herkenning van de verdachte als een van de overvallers tijdens een fotoconfrontatie door getuige [persoon] (zoon van aangeefster).
2) de DNA-match tussen het DNA-profiel van de verdachte en het DNA-spoor aangetroffen op de in de woning tijdens het forensisch onderzoek gevonden en veiliggestelde sigarettenpeuk die volgens aangeefster door een van de overvallers in de keuken zou zijn achtergelaten.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat de verdachte steeds heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij onderhavige woningoverval. Hij was naar zijn zeggen die dag in en om het huis van zijn vriendin in Rotterdam in verband met de viering van de verjaardag van haar zoon. De verklaring van zijn ter terechtzitting als getuige gehoorde vriendin zou daarvoor als bevestiging kunnen worden beschouwd.
De verdachte heeft verklaard dat hij rookt en dat hij in de periode voorafgaande aan de overval langs huizen in de desbetreffende wijk is geweest met gestolen kleding.
Ten aanzien van de herkenning
Blijkens het proces-verbaal van de politie is op 29 augustus 2014 een sequentiële fotobewijsconfrontatie uitgevoerd met [[persoon], de zoon van aangeefster. Daarbij heeft deze [persoon] inderdaad verklaard de verdachte te herkennen als een van de overvallers.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de rechtspsycholoog mr. dr. E. Rassin als deskundige gehoord omtrent de bewijswaarde van de herkenning van de verdachte tijdens een sequentiële fotobewijsconfrontatie door de zoon van aangeefster.
Uit zijn verklaring volgt dat de bewijswaarde van deze herkenning - gelet op de specifieke omstandigheid in deze zaak dat de getuige de dader na de overval nog eens denkt te hebben gezien - zeer sterk dient te worden gerelativeerd. Als dat gegeven wordt gecombineerd met de niet-herkenning van de verdachte door de aangeefster tijdens een sequentiële fotobewijsconfrontatie dan daalt de bewijswaarde nog verder.
Ten aanzien van de DNA-match
Blijkens het proces-verbaal van de politie is ongeveer een uur na de overval op de plaats delict een sigarettenpeuk aangetroffen, waarop zich blijkens onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut een enkelvoudig DNA-profiel bevindt dat wijst in de richting van de verdachte.
Het hof stelt voorop dat aan het aantreffen van een sigarettenpeuk met DNA-materiaal van de verdachte op de plaats delict slechts bewijs voor het daderschap van de verdachte kan worden ontleend indien uit de bewijsmiddelen overtuigend kan worden afgeleid dat deze peuk van (een van) de feitelijke pleger(s) afkomstig is.
Voor die overtuiging is het hof aangewezen op de verklaring van aangeefster. Zij heeft verklaard (p. 23 van het proces-verbaal) dat een van de daders de peuk met de brandende kant op de rand van het kastje in de keuken heeft gelegd, voor de magnetron.
In de zich in het dossier bevindende fotomap (p. 39 en 40) evenwel is waar te nemen dat een sigarettenpeuk is aangetroffen midden op een (wit) kastje, met de afgebrande kant gericht naar de magnetron (en niet naar de rand van het kastje). Uit het proces-verbaal van bevindingen PL1700-2014306640-28 dd. 12 oktober 2016 volgt dat de peuk inderdaad is aangetroffen zoals deze is gefotografeerd. Voorts is niet waar te nemen dat sprake is van as(kegels), dan wel verkleuring(en) op (de rand van) het witte blad, hetgeen in het algemeen mag worden verwacht indien een brandende sigaret op (de rand van) een kastje wordt gelegd.
De bevindingen rondom het aantreffen van deze sigarettenpeuk komen dan ook niet overeen met de verklaring van de aangeefster over de wijze waarop een van de daders een sigarettenpeuk heeft achtergelaten in de keuken.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande niet overtuigend vast te stellen dat de sigarettenpeuk op de plaats delict terecht is gekomen op de wijze zoals aangeefster heeft verklaard en kan derhalve niet met de vereiste graad van zekerheid worden vastgesteld dat het bij het DNA-profiel op de sigarettenpeuk daadwerkelijk gaat om een daderspoor.
Conclusie
De aan de herkenning van de verdachte toe te kennen bewijswaarde is gering en het is niet boven redelijke twijfel verheven dat het DNA-profiel op de sigarettenpeuk als daderspoor kan worden beschouwd. Daartegenover heeft de verdachte een door een getuige bevestigd alibi opgegeven alsmede een niet op voorhand onaannemelijke verklaring verstrekt voor het aantreffen van de sigarettenpeuk op de plaats delict, welke niet met bewijsmiddelen kan worden weerlegd.
Het hof is daarom niet op grond van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte zich aan de onder 1 en 2 tenlastegelegde strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vorderingen tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
en [persoon]
In het onderhavige strafproces hebben [benadeelde partij 1] en [persoon] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en/of immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.506,72 respectievelijk € 1.500,00. In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot deze in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedragen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vorderingen van de benadeelde partij zijn door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verklaart de benadeelde partij [persoon] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. T.B. Trotman en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 maart 2017.