In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, waarbij de verdachte was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten en veroordeeld tot een geldboete van € 210,00 voor schennis van de eerbaarheid. De verdachte, geboren in 1992, had zich schuldig gemaakt aan het tonen van zijn geslachtsdeel in het openbaar, wat als aanstootgevend werd beschouwd en een verstoring van de openbare orde opleverde. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond volgens de wet. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan het ten laste gelegde feit van schennis van de eerbaarheid. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 210,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van vier dagen bij niet-betaling. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere justitiële documentatie, waaruit bleek dat hij niet eerder onherroepelijk was veroordeeld. Het hof heeft de geldboete voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar.