ECLI:NL:GHDHA:2017:48

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
200.198.643/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een concurrentiebeding in het arbeidsrecht met betrekking tot de belangenafweging tussen werkgever en werknemer

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Maverick Valves B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [geïntimeerde], over de geldigheid van een concurrentiebeding. De werknemer was in dienst bij Maverick van 5 januari 2015 tot 20 november 2015, waarna zijn contract niet werd verlengd. Na beëindiging van zijn dienstverband trad hij in dienst bij een concurrent, Red Point Alloys B.V. Maverick vorderde dat het concurrentiebeding werd nageleefd en dat de werknemer een boete zou betalen wegens overtreding van dit beding. De werknemer verzocht echter om vernietiging van het concurrentiebeding, stellende dat het hem onbillijk benadeelde in zijn mogelijkheden om in zijn levensonderhoud te voorzien.

De kantonrechter te Rotterdam oordeelde op 19 augustus 2016 dat het concurrentiebeding onterecht was en vernietigde het per 1 maart 2016. Maverick ging in hoger beroep, maar het Gerechtshof Den Haag bevestigde de uitspraak van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat de belangen van de werknemer zwaarder wogen dan die van de werkgever. Het hof stelde vast dat de werknemer door het concurrentiebeding onredelijk werd beperkt in zijn mogelijkheden om werk te vinden in de afsluiterbranche, waarin hij al lange tijd werkzaam was. Het hof concludeerde dat het concurrentiebeding per 1 maart 2016 vernietigd moest worden, waardoor de werknemer geen boete verschuldigd was aan Maverick.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Maverick in de proceskosten van het hoger beroep. De kosten werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werknemer direct recht had op de veroordeling tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.198.643/01
Zaaknummer rechtbank : 5170327\CV EXPL 16-26086

arrest van 24 januari 2017

inzake

Maverick Valves B.V.,

gevestigd te Schiedam,
appellante,
hierna te noemen: Maverick,
advocaat: mr. A.P. Macro te Amsterdam,
tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. O.J. Praamstra te Zoetermeer.

Het geding

Bij exploot van 6 september 2016 is Maverick in hoger beroep gekomen van een door de kantonrechter te Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 19 augustus 2016.
Bij arrest van 15 november 2016 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 29 november 2016. Van de comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Bij memorie van grieven met producties heeft Maverick één grief aangevoerd. Bij memorie van antwoord met een productie heeft [geïntimeerde] de grief bestreden.
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Het gaat in deze zaak om het volgende:
1.1
Op 18 november 2014 hebben partijen een arbeidsovereenkomst gesloten, waarbij [geïntimeerde] met ingang van 5 januari 2015 voor bepaalde tijd van een jaar in dienst is getreden bij Maverick in de functie van inside sales engineer. Zijn salaris was € 3.700,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en dertiende maand.
1.2
In de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen, dat – voor zover thans van belang – luidt als volgt:
“Gedurende de dienstbetrekking, zomede gedurende een periode van 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst, zal Werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever geen activiteiten ondernemen binnen het geografisch gebied in een straal van 50 km vanaf Schiedam op welke wijze en in welke vorm dan ook, hetzij in dienstbetrekking, hetzij onder eigen naam, hetzij door middel van samenwerking met natuurlijke of rechtspersonen, welke gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan de activiteiten van Werkgever of daarmee gelieerde ondernemingen (…).
Bij overtreding van (een van de)/het bovengenoemde verbod(en) verbeurt Werknemer aan Werkgever een dadelijk opeisbare boete van Euro 25.000,- en van Euro 2.500,- per dag dat de overtreding voortduurt. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor Werkgever om in plaats van de boete schadevergoeding te vorderen.”
1.3
Op 20 november 2015 heeft Maverick aan [geïntimeerde] meegedeeld dat zijn contract niet zou worden verlengd. [geïntimeerde] heeft na 20 november 2015 geen werkzaamheden meer verricht voor Maverick.
1.4
Per 1 maart 2016 is [geïntimeerde] in dienst getreden bij Red Point Alloys B.V. te Zoetermeer (hierna: Red Point).
1.5
Bij brief van 24 april 2016 heeft (de gemachtigde van) Maverick [geïntimeerde] geschreven dat hij een boete is verschuldigd wegens – samengevat – overtreding van het non-concurrentiebeding, en is [geïntimeerde] gesommeerd zijn werkzaamheden bij Red Point te staken.
1.6
[geïntimeerde] heeft Maverick in kort geding gedagvaard, waarbij hij, voor zover thans van belang, heeft gevorderd het non-concurrentiebeding te schorsen. Bij vonnis in kort geding van de kantonrechter te Rotterdam van 30 juni 2016 is het beding geschorst per 5 juni 2016. In reconventie is [geïntimeerde] veroordeeld om aan Maverick een boete te betalen van € 10.000,-.
2.1
In de onderhavige zaak heeft [geïntimeerde] bij inleidende dagvaarding gevorderd (samengevat):
  • primair: het non-concurrentiebeding met ingang van 1 maart 2016 te vernietigen;
  • subsidiair: het non-concurrentiebeding gedeeltelijk te vernietigen, zodanig dat het verbod slechts geldt in een geografisch gebied in een straal van 10 kilometer rond Schiedam;
  • meer subsidiair: de boete verbonden aan overtreding van het non-concurrentiebeding te matigen tot nihil;
  • meest subsidiair: Maverick te veroordelen aan [geïntimeerde] € 3.600 bruto per maand te voldoen van 5 januari 2016 tot en met 5 januari 2017.
2.2
De kantonrechter heeft, nadat Maverick uitstel voor antwoord was verleend maar Maverick niet binnen de door de kantonrechter gestelde termijn voor antwoord had gediend, op 19 augustus 2016 vonnis gewezen. De kantonrechter heeft overwogen dat de vordering niet is betwist en op de wet is gegrond zodat deze zal worden toegewezen, en hij heeft het non-concurrentiebeding vernietigd met ingang van 1 maart 2016.
3.1
Met het hoger beroep wenst Maverick alsnog verweer te voeren tegen de vordering van [geïntimeerde] . Het betoog van Maverick in hoger beroep komt samengevat op het volgende neer.
[geïntimeerde] heeft gedurende zijn werkzaamheden bij Maverick kennisgenomen van concurrentiegevoelige gegevens. Maverick hecht zeer groot belang aan bescherming van die gegevens, reden waarom het concurrentiebeding is opgenomen. Red Point en Maverick zijn directe concurrenten van elkaar in de markt van afsluiters. Maverick heeft gegronde vrees dat [geïntimeerde] de door hem opgedane kennis ten nadele van Maverick aanwendt. Maverick is niet in staat de door haar geleden schade aan te tonen. Juist om die reden is aan het concurrentiebeding een boete gekoppeld; dit is de enige manier waarop Maverick haar bedrijfsdebiet kan beschermen. Het is dan ook van groot belang dat het boetebeding afgedwongen kan worden en niet wordt gematigd tot een bedrag dat in geen verhouding staat tot de belangen van Maverick.
3.2
De arbeidsovereenkomst dateert van voor de invoering van de Wet Werk en Zekerheid, zodat op het daarin opgenomen concurrentiebeding artikel 7:653 BW (oud) van toepassing is. Vastgesteld wordt dat – zoals tussen partijen overigens ook niet in geschil is – het concurrentiebeding rechtsgeldig is overeengekomen. [geïntimeerde] is immers meerderjarig en ook aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan.
3.3
Tussen partijen is niet in geschil dat Maverick en Red Point concurrerende ondernemingen zijn, dat Red Point is gevestigd binnen een straal van 50 kilometer van Schiedam en dat [geïntimeerde] zonder toestemming van Maverick in dienst is getreden bij Red Point, zodat hij in beginsel het concurrentieverbod heeft overtreden.
3.4
Krachtens artikel 7:653 lid 2 BW (oud) kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk worden vernietigd op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
3.4.1
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] op de afsluiterbranche is aangewezen om op korte termijn in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. [geïntimeerde] heeft nadat zijn contract bij Maverick niet was verlengd (ook) serieus gesolliciteerd naar functies buiten die branche, maar dat is niet succesvol gebleken. Dat hij op die branche is aangewezen ligt gelet op zijn werkervaring overigens ook voor de hand. [geïntimeerde] is immers sinds zijn afstuderen werkzaam in de afsluiterbranche. Ter comparitie is gebleken dat [geïntimeerde] , voordat hij in dienst trad bij Maverick, in dienst is geweest bij twee andere werkgevers, waar hij (in ieder geval mede) op het gebied van afsluiters werkzaam was. De werkervaring van [geïntimeerde] in de afsluiterbranche is in overwegende mate opgedaan voorafgaand aan het dienstverband bij Maverick en slechts in zeer beperkte mate bij Maverick. Het dienstverband bij Maverick is, zeker in verhouding tot de daarvoor opgedane werkervaring, van korte duur geweest. Gesteld noch gebleken is dat Maverick overigens heeft geïnvesteerd (bijvoorbeeld in de vorm van cursussen en bijscholing) in kennis van [geïntimeerde] op het gebied van afsluiters.
3.4.2
Het concurrentiebeding komt erop neer dat [geïntimeerde] gedurende een jaar niet werkzaam kan zijn binnen de afsluiterbranche. Zoals Maverick bij de comparitie naar voren heeft gebracht bevinden alle concurrenten van Maverick zich in een straal van 50 kilometer vanaf Schiedam. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen betekent dat dat [geïntimeerde] vanwege het concurrentiebeding gedurende een jaar niet in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien.
3.4.3
Tegenover het zwaarwegende belang van [geïntimeerde] om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, staat het door Maverick gestelde belang bij het concurrentiebeding, namelijk bescherming van haar bedrijfsdebiet. Het hof onderkent dit belang, maar acht dit wezenlijk minder zwaarwegend dan het belang van [geïntimeerde] om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, en dus in de afsluiterbranche en daarmee bij Red Point werkzaam te kunnen zijn. Het hof weegt daarbij mee dat Maverick volstaat met de algemene stelling dat [geïntimeerde] kennis heeft van bedrijfsgevoelige informatie, die hij kan gebruiken bij zijn functie bij Red Point. Juist moge zijn dat, zoals Maverick stelt, het ondoenlijk is aan te tonen dat Maverick daadwerkelijk schade lijdt, feit is echter dat Maverick niet concreet heeft gemaakt welke kennis [geïntimeerde] specifiek bij Maverick heeft opgedaan, en dat hij die kennis gebruikt of zou kunnen gebruiken bij zijn functie bij Red Point. Het hof weegt hierbij voorts mee dat [geïntimeerde] feitelijk nog geen jaar bij Maverick heeft gewerkt. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van een jaar (tot 5 januari 2016). Zonder opgaaf van redenen is aan [geïntimeerde] medegedeeld dat zijn contract niet zou worden verlengd, waarbij [geïntimeerde] op verzoek van Maverick reeds op 20 november 2011 is gestopt met zijn werkzaamheden. Daarmee is [geïntimeerde] door toedoen van Maverick, maar zonder kenbare reden, in een situatie gebracht dat hij op zoek moest gaan naar ander werk.
3.5
De conclusie is dat [geïntimeerde] in verhouding tot het te beschermen belang van Maverick door het concurrentiebeding onredelijk wordt beperkt in zijn mogelijkheden om in zijn levensonderhoud te voorzien. Het hof acht het daarom passend om, gelijk [geïntimeerde] heeft gevorderd, het beding te vernietigen per 1 maart 2016. Nu [geïntimeerde] per die datum in dienst is getreden bij Red Point, heeft [geïntimeerde] het beding niet overtreden, zodat hij geen boete is verschuldigd.
3.6
Het hof gaat voorbij aan het in algemene termen gestelde bewijsaanbod van Maverick nu dit niet voldoet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen.
3.6
Het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd. Maverick zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals gevorderd.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 19 augustus 2016;
  • veroordeelt Maverick in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 718 aan verschotten en € 1.788 aan salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. F. Damsteegt-Molier, R.S. van Coevorden en M. Flipse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.