ECLI:NL:GHDHA:2017:45

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
16 januari 2017
Zaaknummer
200.196.402/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsovereenkomst en misbruik van procesrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellante] is ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter. De kantonrechter had de verzoeken van [appellante] afgewezen, waarbij zij verzocht om te verklaren dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestond met Stichting Nationaal Fonds 'Het Gehandicapte Kind' (Stinafo). De kantonrechter oordeelde dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen en heeft [appellante] veroordeeld in de proceskosten.

Na een arrest van het hof op 2 augustus 2016, waarin werd vastgesteld dat de zaak in hoger beroep met een dagvaarding was ingeleid in plaats van met een beroepschrift, kreeg [appellante] de gelegenheid om haar dagvaarding te verbeteren en aan te vullen. [appellante] diende vervolgens een verzoekschrift in, maar Stinafo betwistte de ontvankelijkheid van [appellante] in het hoger beroep, stellende dat er misbruik van procesrecht werd gemaakt.

Het hof oordeelde dat [appellante] in haar hoger beroep ontvankelijk was, omdat de wetgever de mogelijkheid heeft geboden om een onjuist processtuk te verbeteren. Het hof volgde Stinafo niet in haar standpunt en concludeerde dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht. Stinafo werd in de gelegenheid gesteld om een inhoudelijk verweerschrift in te dienen, en het hof veroordeelde Stinafo in de kosten van het incident.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.196.402/01
Zaak-/rekestnummer rechtbank : 4855164 RP VERZ 16-50152
beschikking van 24 januari 2017 in het incident
inzake
[appellante],
wonende te Den Haag,
verzoekster,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. G.E. Star Busmann te Amsterdam,
tegen
Stichting Nationaal Fonds 'Het Gehandicapte Kind',
gevestigd te Den Haag,
verweerster,
verzoekster in het incident,
hierna te noemen: Stinafo,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons te Den Haag.

1.Het geding

Bij arrest van 2 augustus 2016 (zaaknummer 200.196.399/01) heeft het hof vastgesteld dat de zaak in hoger beroep met een dagvaarding in plaats van met een beroepschrift is ingeleid en heeft het [appellante] bevolen binnen twee weken na datum arrest de dagvaarding te verbeteren en aan te vullen zodanig dat wordt voldaan aan de eisen die zijn gesteld aan een beroepschrift en onder vermelding van het zaaknummer 200.196.402/01 ter griffie in te dienen. Daarop heeft [appellante] een door het hof op 16 augustus 2016 ontvangen ‘verzoekschrift in hoger beroep’ met bijlagen, ingediend.
Stinafo heeft een incidenteel verweerschrift ingediend dat op 9 september 2016 is ontvangen ter griffie van het hof; Stinafo heeft zich daarin beroepen op de niet-ontvankelijkheid van [appellante] in haar hoger beroep.
Partijen hebben kenbaar gemaakt geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling in het incident en hebben het hof gevraagd in het incident te beslissen. Vervolgens is een datum voor de beschikking in het incident bepaald.

2.Beoordeling van het hoger beroep

2.1.
[appellante] heeft de kantonrechter verzocht – kort weergegeven – te verklaren voor recht dat tussen haar en Stinafo een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van kracht is, Stinafo te veroordelen tot doorbetaling van loon met emolumenten tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, en voorts tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en in de kosten van het geding.
De kantonrechter heeft de verzoeken afgewezen omdat geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen tussen partijen. Aan het (voorwaardelijk) tegenverzoek van Stinafo tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kwam de kantonrechter niet toe. De kantonrechter heeft [appellante] veroordeeld in de kosten betreffende haar verzoek en heeft de proceskosten ter zake van het tegenverzoek van Stinafo gecompenseerd.
2.2.
Stinafo beroept zich er in dit incident op dat [appellante] niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep omdat zij misbruik van procesrecht maakt door de wijze waarop zij hoger beroep heeft ingesteld: de op 13 juli 2016 uitgebrachte dagvaarding bevat niet de gronden van het beroep. Om welke reden de advocaat van [appellante] heeft gekozen voor deze weg is Stinafo niet bekend; in objectieve zin bestaan er naar haar mening geen deugdelijke argumenten voor het aanhangig maken van het hoger beroep bij dagvaarding zonder gronden.
2.3.
[appellante] wijst erop dat Stinafo de zaak na het uitbrengen van de dagvaarding in hoger beroep bij vervroeging heeft laten opbrengen waarbij in het geheel geen beroep is gedaan op de niet-ontvankelijkheid. Vervolgens heeft het hof bevolen de dagvaarding te verbeteren en aan te vullen, waaraan [appellante] heeft voldaan, zodat [appellante] reeds in haar hoger beroep is ontvangen. Dat het hoger beroep aanhangig is gemaakt op de verkeerde wijze is louter door een omissie van de advocaat van [appellante] veroorzaakt.
2.4.
Het hof volgt Stinafo niet in haar standpunt en komt tot het oordeel dat [appellante] in haar hoger beroep ontvankelijk is.
2.4.1.
Met de introductie van artikel 69 Rv. heeft de wetgever het mogelijk gemaakt dat een met een onjuist processtuk ingeleide procedure op de door de wet voorgeschreven wijze wordt voortgezet door gelegenheid te bieden het inleidende processtuk aan te passen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarvan deze bepaling deel uitmaakte heeft de wetgever destijds overwogen dat deze zogenaamde wisselbepaling ook van toepassing is bij het aanhangig maken van het hoger beroep (K 26 855 1999/200, nr 3, blz. 79). Dat betekent dat ook de appellant die een dagvaarding uitbrengt in plaats van een beroepschrift aan de appelrechter te zenden, de gelegenheid krijgt dit inleidende processtuk “te verbeteren of aan te vullen”. Binnen de door de rechter in hoger beroep geboden termijn zal appellant alsnog dienen te voldoen aan alle eisen die worden gesteld aan het beroepschrift, in dit geval in het bijzonder aan het bepaalde in artikel 359 in verbinding met art. 278 lid 1 Rv. De verbetering of aanvulling kan mede omvatten de vermelding van de gronden waarop het beroep berust, die immers in een beroepschrift dienen te zijn opgenomen.
2.4.2.
[appellante] heeft tijdig, namelijk binnen de door het hof in het arrest van 2 augustus 2016 gegeven termijn van twee weken, alsnog een beroepschrift met daarin opgenomen grieven tegen het oordeel van de kantonrechter aan het hof gezonden. Daarmee is de ‘wissel’ van dagvaardings- naar verzoekschriftprocedure voltooid.
2.4.3.
Vanzelfsprekend kan een appellant misbruik maken van procesrecht door te profiteren van deze door de wet geboden faciliteit. Dat zal zich met name voordoen als een appellant, louter om meer tijd te krijgen voor het formuleren van de gronden waarop het beroep berust, opzettelijk een dagvaarding uitbrengt in plaats van een beroepschrift in te dienen.
2.4.4.
[appellante] heeft de procedure in eerste instantie ingeleid met een verzoekschrift op de voet van artikel 7:686a lid 3 BW en zij heeft in het dagvaardingsexploit expliciet vermeld in hoger beroep te komen van een “beschikking”. In dat licht is niet goed te begrijpen waarom zij in hoger beroep is gekomen door het uitbrengen van een dagvaarding. Het hof kan echter uit deze omstandigheden niet afleiden dat aan de zijde van [appellante] het opzet heeft bestaan ter verlenging van de tijd om grieven te formuleren en dat [appellante] aldus misbruik heeft gemaakt van (de toepassing van) het bepaalde in artikel 69 Rv. Andere omstandigheden die wijzen op bedoeld misbruik zijn gesteld noch gebleken.
2.5.
Stinafo zal de gelegenheid worden geboden een nader (inhoudelijk) verweerschrift aan het hof toe te zenden. [appellante] zal worden opgedragen de verhinderdata aan te leveren voor het vaststellen van dag en tijd waarop de mondeling behandeling zal plaatsvinden.
Stinafo wordt veroordeeld in de kosten van het incident.

3.Beslissing

Het hof:
  • wijst af het verzoek van Stinafo in het incident;
  • stelt Stinafo in de gelegenheid uiterlijk binnen vier weken na heden haar (inhoudelijke) verweerschrift aan het hof toe te zenden;
  • draagt [appellante] op aan de griffie van het hof binnen twee weken na de datum van deze beschikking de verhinderdata van alle betrokkenen in de tweede en de derde kalendermaand te rekenen vanaf heden ter kennis te brengen voor het bepalen van dag en tijdstip van de mondelinge behandeling;
  • veroordeelt Stinafo in de kosten van het incident, aan de zijde van [appellante] begroot op € 894,- (1 punt conform tarief II).
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. Vetter, H.M. Wattendorff en R.S. van Coevorden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.