Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
op of omstreeks, althansin de nacht van
,16 tot en met 17 juli 2010 te Gouda opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet twee malen
, althans meermalen, in ieder geval eenmaal,met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,die [slachtoffer] in zijn buik en
/ofin zijn rug
, althans in zijn (boven)lichaam,gestoken
en/of geprikt en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De feiten
De beoordeling
stak recht vooruit” […] Ik denk dat ik hem in zijn buik heb geraakt. Het mes ging er niet goed in”.
tweemaalmet het door hem gehanteerde mes heeft verwond door hem te steken. De tweede steek is door de verdachte toegebracht terwijl hij zich ervan bewust was dat hij het slachtoffer al had verwond. Hij verklaart immers dat het mes in de buik “er niet goed in ging”. Hij verklaart dat vervolgens het slachtoffer gebogen tegen hem aanstond, dat hij, de verdachte, vervolgens zijn linkerarm omhoog heeft gedaan en het mes in de rug van het slachtoffer stak ter hoogte van zijn longen. De steek, zo is vastgesteld, was ongeveer 7,5 cm diep. De verdachte verklaart daarover onder meer: “ik denk dat het lemmet van het mes naar beneden stak en dat ik het handvat in mijn vuist had, het lemmet aan de pinkzijde. Ik voelde dat het mes geheel in zijn rug verdween en deze keer wel diep ging.”
doodslag.
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
van doorslaggevend belangis geweest voor zijn handelen.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 10 (tien) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
€ 7.827,21 (zevenduizend achthonderdzevenentwintig euro en eenentwintig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 7.827,21 (zevenduizend achthonderdzevenentwintig euro en eenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
74 (vierenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.