ECLI:NL:GHDHA:2017:4297

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
22-001291-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvoering en seksueel misbruik van een minderjarig meisje met veroordeling tot gevangenisstraf en TBS

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontvoering en seksueel misbruik van een achtjarig meisje. De feiten vonden plaats op 26 augustus 2015, toen het slachtoffer buiten eieren ging kopen voor haar moeder. De verdachte heeft het meisje hardhandig beetgepakt, in zijn auto geduwd en haar misbruikt. De verdachte had de binnenkant van de passagiersdeur afgeplakt met tape, waardoor het slachtoffer niet kon ontsnappen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en tot de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 5 jaren gevangenisstraf, maar het hof heeft dit vonnis gedeeltelijk vernietigd en de strafmaat aangepast. De verdachte is ook veroordeeld voor het in bezit hebben van kinderporno en schennispleging. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de beslissing. Het slachtoffer heeft blijvende psychische schade opgelopen door de daden van de verdachte, wat ook in de slachtofferverklaring naar voren kwam. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, maar de noodzaak voor behandeling en toezicht is erkend. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 8.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto gelast, die gebruikt is bij de ontvoering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001291-16
Parketnummer(s): 09-827219-15 en 09-837001-16
Datum uitspraak: 26 oktober 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1967,
thans gedetineerd in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 25 november 2016 en 12 oktober 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827219-15 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 09-837001-16 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest en tot de maatregel TBS met voorwaarden zoals in het vonnis vermeld. Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827219-15 onder 3 ten laste gelegde heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft de rechtbank beslissingen genomen omtrent het beslag en de vordering van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-827219-15:
1:
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te Leiden en/of Zoeterwoude
, en/of Leidschendam, althans in Nederlandmet [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten - het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of - het brengen/duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of - het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of - het likken van de vagina en/of het duwen/brengen van zijn tong in de vagina van die [slachtoffer];
2:
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te 's-Gravenhage en/of in Leiden en/of in Zoeterwoude en/of Stompwijk, althans in Nederland opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte die [slachtoffer] aan haar arm gepakt en/of in zijn auto geduwd/getrokken en/of met die [slachtoffer] in de auto rondgereden, terwijl grepen van de deur van de auto waren afgeplakt met tape;
3:
ONDERZOEKSFEIT
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 augustus 2015 te Rijswijk en/of `s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) afbeeldingen, te weten (een) foto(‘s) en/of (een) video(‘s) en/of (een)film(s) - en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) te weten één of meer computer(s) en/of (een) diskette(s) en/of (een) harddisk(s) en/of (een) cd-rom(s) en/of (een) DVD(‘s) heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken;
4:
Ter berechting gevoegd de zaak met parketnummer 068662-15 hij op of omstreeks 1 april 2014 te 's-Gravenhage zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten een personenauto, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en/of zijn broek/gulp heeft open gemaakt en vervolgens met een van zijn handen in zijn onderbroek zijn geslachtsdeel heeft betast, terwijl daarbij [persoon] haars ondanks tegenwoordig was.
Zaak met parketnummer 09-837001-16 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 26 augustus 2015 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) -afbeelding(en), te weten een foto('s) en/of (een) film(s) en/of -(een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten één geheugenkaart en/of computer(s) en/of (een) laptop(s) en/of (een) harddisk(s) en/of (een) camera('s)), in voorraad en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk, en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van zestien jaar en/of 18 jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit: [bestandsnaam 1] te zien is een meisje in de leeftijd van tussen de 9 en 12 jaar. Zij ligt met haar onderlichaam richting het hoofd van de man. Het meisje heeft een stijve penis van een volwassen man in haar mond. Daarna is te zien dat de man door het meisje wordt afgetrokken. Vervolgens wordt er ingezoomd op de anus en de vagina van het meisje. Te zien is dat het meisje haar billen en vagina open houdt. De man raakt de schaamlippen van het meisje aan. Te zien is dat de man zich aftrekt en dat gelijktijdig het meisje de eikel van de man met haar tong raakt. Na enige tijd stopt de man met aftrekken en gaat het meisje hem aftrekken. Hij spuit zijn sperma op de borst en kin van het meisje en/of filmpje [bestandsnaam 2] te zien is meisje in de leeftijd tussen de 9 en 12 jaar (hetzelfde meisje als in eerste filmpje). Te zien is dat het meisje een man (dezelfde man als in het eerste filmpje) aftrekt en zijn penis in haar mond neemt. Enige tijd later is te zien dat het meisje op haar rug ligt. De man smeert iets van de inhoud van een potje wat hij in zijn hand vasthoudt op de anus van het meisje. Vervolgens drukt de man zijn penis tegen en vervolgens in de anus van het meisje. Hij maakt heen en weer bewegingen. Daarna is te zien dat de man zich aftrekt en klaarkomt tegen de anus van het meisje. Zijn sperma komt op de anus van het meisje.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09/827219-15 feiten 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 09/837001-16 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest en tot TBS met voorwaarden conform de voorwaarden van de rechtbank met aanvulling van de bijzondere voorwaarde begeleid wonen bij stichting [x] of een soortgelijk instituut. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de verbeurdverklaring van de personenauto als vermeld op de beslaglijst en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich volledig vinden in de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaringen, de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, en de kwalificaties. Daarover is ter terechtzitting van het hof ook geen discussie geweest, noch heeft de verdediging die beslissingen bestreden. In zoverre kan het vonnis waarvan beroep worden bevestigd.
Voor het overige zal het vonnis worden vernietigd en zullen ten aanzien van het overige nieuwe beslissingen worden gegeven.
Het hof kan zich grotendeels vinden in hetgeen de rechtbank met betrekking tot de aan de verdachte op te leggen straf en maatregel heeft overwogen en beslist. Nu het hof ter terechtzitting hierover deskundigen heeft gehoord, zal het hof de overwegingen ten aanzien van de straf en de maatregel aanvullen en voor de leesbaarheid geheel opnieuw opnemen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen straf en maatregel
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
Verdachte heeft zich op 26 augustus 2015 schuldig gemaakt aan ontvoering en misbruik van een achtjarig meisje. Het slachtoffer liep nietsvermoedend buiten om eieren te kopen voor haar moeder. Verdachte heeft het slachtoffer hardhandig beetgepakt en in zijn auto geduwd. Doordat verdachte van tevoren de binnenkant van de passagiersdeur had afgeplakt met tape kon het slachtoffer niet ontsnappen. Verdachte is vervolgens met het slachtoffer gaan rijden en heeft haar in de auto misbruikt. Het slachtoffer is doodsbang geweest en heeft verdachte meermalen gevraagd, eventueel in ruil voor € 5,-, of hij haar niet dood wilde maken. Het misbruik bestond uit verregaande seksuele handelingen zoals het betasten en likken van haar geslachtsdeel, het zich laten aftrekken en het brengen van zijn penis in de mond van het slachtoffer. Uiteindelijk is hij in haar mond klaargekomen.
Verdachte is zeer geraffineerd en calculerend te werk gegaan, hetgeen bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat hij, zoals hij zelf heeft verklaard, actief op zoek is gegaan naar een kind om zijn fantasieën om te zetten in de werkelijkheid en uit het feit dat hij voor de ontvoering de binnenkant van de passagiersdeur heeft afgeplakt zodat het slachtoffer niet kon ontsnappen.
Nadat verdachte het meisje heeft misbruikt is hij samen met haar naar het politiebureau gegaan alwaar hij zichzelf heeft aangegeven.
Het hof acht dit zeer ernstige feiten. Verdachte heeft op zeer ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Verdachte heeft bij de ontvoering en het misbruik puur gehandeld met het oog op zijn eigen gerief en zijn eigen behoefte aan seksuele bevrediging voorop gesteld.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenzaken vaak ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen. Uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring komt naar voren dat de nadelige gevolgen van het misbruik zich bij het slachtoffer reeds hebben geopenbaard in de vorm van diverse negatieve gedragsveranderingen. Zo durft het slachtoffer nog steeds niet meer buiten te spelen, niet meer alleen thuis te zijn, kan ze alleen nog met het licht aan slapen en heeft ze last van nachtmerries. Zij is bang dat ‘het’ nog een keer zal gebeuren en heeft tevens de angst ontwikkeld dat haar broertjes en zusjes hetzelfde zal overkomen. Zij wijst haar moeder erop dat zij voor het donker binnen moeten zijn. Verder is het slachtoffer een periode onhandelbaar en zelfs agressief geweest. Ook kan ze ineens intens verdrietig zijn. De behandeling bij de psycholoog, die is stopgezet omdat het slachtoffer niet over het voorval wilde praten, wil het slachtoffer nog steeds niet voortzetten.
Verdachte is verder in het bezit geweest van kinderporno. Het ging daarbij om twee filmpjes met zeer vergaande seksuele gedragingen tussen een minderjarig meisje en een volwassen man. Het behoeft geen betoog dat kinderporno bijzonder verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schennispleging.
Documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
Het hof heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte d.d. 13 januari 2016 van drs. A.M.M. van der Reijken, psychiater. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van ernstige hechtingsproblematiek die een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizoïde en borderline trekken tot gevolg heeft gehad. Verdachte is hierdoor in sociaal en emotioneel opzicht een ernstig gehandicapte man. Hij is een man die vermijdend en achterdochtig in het leven staat. Verdachte is in staat geweest om het ontoelaatbare van zijn handelingen in te zien, maar door de persoonlijkheidsproblematiek en een vermoedelijke depressie, gepaard gaande met een vernauwd bewustzijn, is hij verminderd in staat geweest om adequate gedragskeuzes te maken en daar naar te handelen.
Daarnaast is het mogelijk dat bij verdachte sprake is geweest van een gemaskeerde depressie ten tijde van het tenlastegelegde. De psychiater merkt hierover op dat verdachte na zijn ontslag geen contact meer heeft gehad met andere mensen, hij niet meer naar buiten ging, slecht at en dronk en geen toekomst meer voor zichzelf zag. Voorts meldt de psychiater dat het niet verkrijgen van een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG) heeft geleid tot het nemen van ontslag in een functie die voor verdachte belangrijk was. Verdachte had geen dagstructuur meer en verloor zijn positie in de maatschappij. Door zijn vermijdende karakter heeft hij niet geprotesteerd tegen het niet verkrijgen van een VOG en heeft geen pogingen ondernomen om een andere baan te krijgen. Om intimiteit in relaties te vermijden en om leegtes op te vullen is hij zich gaan richten op het kijken van pornografie. Dit kijken naar pornografie is in de periode daarna steeds extremere vormen gaan aannemen. Op een gegeven moment is verdachte in contact gekomen met kinderporno en was hij niet meer in staat zijn seksuele fantasieën en zijn belangstelling voor kinderen om te buigen naar belangstelling voor volwassenen. Hij is vervolgens actief op zoek gegaan naar een kind om zijn fantasieën om te zetten in de werkelijkheid. Pas na zijn seksuele handelingen met het slachtoffer kwam verdachte uit het vernauwde bewustzijn en was hij in staat om het onrechtmatige van zijn handelen in te zien. Vanuit zijn oogpunt is hij vanaf dat moment voor het slachtoffer gaan zorgen en heeft hij haar op het politiebureau afgezet. De psychiater adviseert om verdachte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. Na een weging van de risicofactoren voortkomend uit de stoornis en overige factoren en condities die in ogenschouw moeten worden genomen voor de kans op recidive, acht de psychiater het recidiverisico zonder behandeling in als matig. De psychiater acht een behandeling noodzakelijk, teneinde het recidiverisico te verminderen. Na het verlies van zijn baan is verdachte niet in staat geweest zijn leven op te pakken. Ook zal hij zonder behandeling niet in staat zijn om zijn leven op te pakken na een detentieperiode. Gezien het feit dat de oorzaak van de problemen van verdachte in zijn vroege jeugd liggen (hechtingsproblematiek), is de verwachting dat een behandeling langdurig zal zijn. Daarnaast heeft verdachte lange tijd nodig om iemand te vertrouwen en bemoeilijkt dit een behandeling. Het effect, gezien de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek en de zeer vroege start van de ontwikkeling van de problemen, zal beperkt zijn. Verdachte geeft aan dat hij behandeling wil, maar stelt ook dat hij een einddatum wil hebben. Verdachte is ambivalent en daarom is een justitieel kader noodzakelijk. Volgens de psychiater kan behandeling plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Indien de strafmaat een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel niet mogelijk maakt, adviseert de psychiater aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte d.d. 14 december 2015 van dr. R. Bullens, klinisch psycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens die voortkomt uit een ernstige hechtingsproblematiek, te weten een persoonlijkheidsstoornis NAO (met schizoïde en borderline trekken). Een ziekelijke stoornis is aanwezig in de vorm van een parafilie NAO. Hiervan is ook sprake geweest ten tijde van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes dan wel gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. De psycholoog concludeert dat verdachte verminderd in staat is geweest overeenkomstig zijn geweten te handelen en om zijn wil in vrijheid te bepalen.
De psycholoog heeft vermeld dat verdachte een zwakke identiteit en sterke emotionele en seksuele coping heeft. Zijn zwakke identiteit maakt dat omgevingsfactoren een grote invloed op hem hebben en hem als persoon zelfs volledig kunnen ‘overnemen’. Dit blijkt ook gebeurd te zijn na het ontvangen van de weigering van de VOG. Aanvankelijk wilde verdachte, zoals hij al eerder had gedaan, opnieuw ‘taakgericht’ aan de slag met het vinden van een nieuwe baan. De boosheid over de geweigerde VOG en het niet weten wat te doen hielden hem daarin echter tegen. Het ontbreken van een dagbesteding heeft tot depressieve klachten geleid. Ter afleiding van de gevoelens van nutteloosheid en woede heeft hij zijn toevlucht tot porno gezocht, die hij steeds in meer extremere vormen nodig had om negatieve gevoelens te dempen. De psycholoog meldt dat verdachte in het contact met het slachtoffer in een wereld met zijn fantasieën leefde, waarin hij een band met haar creëerde en het contact met haar ‘horizontaliseerde’. De psycholoog adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Als risicofactoren voor de kans op recidive noemt de psycholoog een eerder seksueel delict (de schennis), beperkte sociale contacten (slechts één vriendin), een beperkt vermogen tot een stabiele relatie, impulsiviteit met betrekking tot seksualiteit, werk en dagelijkse bezigheden, ontoereikende probleemoplossende vaardigheden, negatieve emotionaliteit, enige seksuele preoccupatie, enige seksuele coping, deviante seksuele interesses en een mogelijk beperkte samenwerking met toezichthouders (lijkt coöperatief, maar op zijn voorwaarden). De beschermende factoren zijn in lage mate aanwezig (verdachte is in staat empathie te tonen, heeft een goed financieel beheer en enig netwerk). Na een weging van voornoemde risicofactoren acht de psycholoog het recidiverisico zonder behandeling gericht op de dynamische risicofactoren in als matig tot hoog. Vanuit klinische risicotaxatie komt de kans op herhaling uit op matig (gelet op de schuldbewuste houding van verdachte ten tijde van het onderzoek en het feit dat hij zelf aangeeft absoluut niet meer in herhaling te willen vallen).
Verdachte leeft vrij geïsoleerd en is geneigd om op extreme/radicale wijze met dingen om te gaan en heeft een te snel op de voorgrond tredende emotioneel en seksuele coping. Het verbeteren van zijn sociale vaardigheden (en daarmee: het versterken van zijn steunnetwerk), het vergroten van zijn aanpassingsvermogen en versterken van zijn copingvaardigheden en het verminderen van de mate waarin hij seksuele coping hanteert, zijn geïndiceerde behandeldoelen. Vanwege het pervasieve karakter van de problematiek wordt een intensieve en/of langdurige behandeling noodzakelijk geacht, waarbij eventueel schematherapie kan worden ingezet. Factoren die de behandeling kunnen bemoeilijken, zijn dat verdachte geneigd is te externaliseren (het ten laste gelegde is volgens hem primair het gevolg van zijn ‘slachtofferschap’ met betrekking tot het niet krijgen van een VOG) en hij een dogmatische instelling heeft. Voorts is hij niet snel geneigd anderen zodanig in vertrouwen te nemen dat hij problemen bespreekt en anderen daarbij laat helpen. Verdachte staat open voor behandeling maar heeft tevens de behoefte daarbij zelf de regie te willen houden. Hierdoor is verdachte ambivalent in een behandeling. De behandelbaarheid van verdachtes (hechtings-) problematiek wordt beperkt geacht en er zal vooral moeten worden ingestoken op resocialisatie. De psycholoog is van mening dat bovengenoemde doelen zouden kunnen worden gerealiseerd binnen het kader van een intensieve deeltijdbehandeling bij een forensische polikliniek als De Waag. Een dergelijke behandeling zou volgens de psycholoog als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel kunnen worden opgelegd. Indien de hoogte van de straf een deels voorwaardelijke straf niet toelaat, adviseert de psycholoog aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
Het hof neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over en maakt die tot de zijne.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op de adviezen van de reclassering van 17 december 2015 en 19 februari 2016. In eerstgenoemd rapport wordt,
mocht de strafmaat het toelaten,geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden. In laatstgenoemd rapport wordt reclasseringstoezicht in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden het meest passend geacht, omdat verdachte bij een reclasseringstoezicht in het kader van een voorwaardelijk strafdeel bij het niet nakomen van de voorwaarden het overige gedeelte van de straf kan uitzitten, waardoor er geen behandeling of toezicht kan worden voortgezet.
Behoort oplegging van TBS met voorwaarden tot de mogelijkheden?
TBS met voorwaarden kan, gelet op artikelen 37a en 38 van het Wetboek van Strafrecht, worden opgelegd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep de beide hiervoor genoemde deskundigen en de reclasseringsmedewerker mevrouw Benghanem gehoord, met name over de door hen in hun rapportages weergegeven inschattingen van de kans op herhaling van soortgelijke feiten. Ook heeft het hof de deskundigen gehoord over de motivering van de rechtbank, waar deze heeft aangenomen dat het herhalingsrisico als hoog moet worden ingeschat, alsmede over de kans dat de verdachte zich aan opgelegde voorwaarden zal onttrekken.
De door de deskundigen gegeven toelichting brengt het hof tot het oordeel dat uitgegaan moet worden van de risico-inschatting als door de deskundigen in hun rapportages weergegeven en als hiervoor omschreven, en dat de door de rechtbank aangenomen
hogerecidivekans deugdelijke onderbouwing ontbeert.
De mate van risico-inschatting in geval géén behandeling van de verdachte zal plaatsvinden maakt dat voldaan is aan de genoemde voorwaarde dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van de TBS-maatregel eist. Het opleggen van de TBS-maatregel met voorwaarden behoort dus tot de mogelijkheden.
Daarnaast is ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde gekomen de mogelijkheid van behandeling in het kader van op te leggen bijzondere voorwaarden bij oplegging van een voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf. Uit hetgeen de deskundigen naar voren hebben gebracht leidt het hof af dat het voor de inhoud van de behandeling van de verdachte niet uitmaakt of deze zal plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden of in het kader van een bijzondere voorwaarde bij oplegging van een stuk voorwaardelijke gevangenisstraf, zij het dat de “stok achter de deur” bij een TBS met voorwaarden zwaarder wordt ingeschat dan bij bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Los hiervan staat, dat ingevolge artikel 14a Wetboek van Strafrecht oplegging van een voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf slechts mogelijk is in geval van een gevangenisstraf van maximaal 4 jaren.
Derhalve is de eerste vraag, welke straf voor de onderhavige feiten moet worden opgelegd.
Met de rechtbank en het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan het opleggen van een langdurige gevangenisstraf vergen. Het hof heeft bij het bepalen van de strafduur rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met name diens verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden passend en geboden is.
Dit laatste brengt mee, dat oplegging van bijzondere voorwaarden bij een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf niet mogelijk is en dat een behandeling van de verdachte moet plaatsvinden in het kader van TBS met voorwaarden. Dit is ook in lijn met het advies van de beide genoemde deskundigen, welk advies naar het oordeel van het hof kort gezegd luidt: behandeling van de verdachte is noodzakelijk ter beperking van het risico op herhaling bij niet-behandeling; deze behandeling
kanplaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf, maar ingeval dat wettelijk niet mogelijk is in verband met de hoogte van de op te leggen straf,
moetdat plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden.
Overigens hecht het hof er aan op te merken, dat het hof het grotere gewicht van de “stok achter de deur” bij een TBS met voorwaarden vergeleken bij die ingeval van een (slechts) voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, bij zijn beslissing heeft betrokken. Het gaat naar de inschatting van de deskundigen om een behandeling die naar verwachting lang, te weten meerdere jaren, zal duren. Een blijvende motivatie tot medewerking van de verdachte zal daarbij noodzakelijk zijn. Het hof is, gelet op de noodzaak van de behandeling om recidive te voorkomen, van oordeel dat de druk die op de verdachte gelegd moet worden om deze medewerking te blijven geven, zo groot mogelijk moet zijn en dat, indien de verdachte deze medewerking zou staken, voortzetting van de behandeling in gedwongen kader door een TBS met dwangverpleging moet zijn gewaarborgd. Van een dergelijke waarborg is onvoldoende sprake als (slechts) tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstaf zou worden bevolen. Het belang van het zoveel mogelijk waarborgen van de voortzetting van de behandeling maakt dat het hof een TBS met voorwaarden een betere aanpak van het beperken van het recidive-risico acht dan de door de verdediging verzochte oplegging van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf.
Gelet op het bovenstaande zal het hof de maatregel van TBS opleggen, nu twee bewezenverklaarde feiten vallen onder artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van deze maatregel eist.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen zal het hof voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de verdachte, zoals voorgesteld in het advies van de reclassering van 17 december 2015 en 19 februari 2016 en zoals nader genoemd in het dictum.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zich bereid verklaard tot de naleving van de na te noemen voorwaarden.
Het hof bepaalt daarnaast op grond van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de tenuitvoerlegging van de maatregel TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, nu het hof van oordeel is dat het van belang is om zo spoedig mogelijk aan te vangen met de behandeling onder de bijbehorende voorwaarden.
Conclusie
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Tevens acht het hof de maatregel van TBS met voorwaarden passend en noodzakelijk en zal het deze maatregel onder de na te noemen voorwaarden aan de verdachte opleggen.
Beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is onder het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een personenauto, merk Toyota, kleur groen op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het in de zaak met parketnummer 09-827219-15 onder 2 bewezen verklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij voor zover mogelijk rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het in de zaak met parketnummer 09-827219-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 8.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 8.000,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 8.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder in de zaak met parketnummer 09-827219-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag ad € 8.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 8.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 37a, 38, 38a, 38v, 57, 239, 240b, 244 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte, de straf en maatregel en de motivering daarvan alsmede ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte in de zaak met parketnummer 09-827219-15 ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde, zijnde misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen,
ter beschikking wordt gesteld,

onder de algemene voorwaarden:

1. verdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit; en
2. verdachte zal ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

en onder de bijzondere voorwaarden:

1. verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door GGZ Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt inname c.q. toedienen van voorgeschreven medicatie;
2. verdachte werkt mee aan een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek De Waag te Utrecht, of een soortgelijke instelling, ook indien dit een klinische behandeling inhoudt;
3. verdachte stelt de politie, afdeling zeden, op gezette tijden in de gelegenheid zijn computer, harde schijven, dvd’s en andere gegevensdragers te controleren op de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal, zolang de reclassering dit nodig acht, en hij zal geen wisapparatuur gebruiken;
4. verdachte werkt mee aan het resocialisatietraject dat door zijn behandelaar(s) en/of de reclassering wordt uitgezet;
5. verdachte werkt mee aan (het vinden van) adequate dagbesteding;
6. verdachte stelt zich begeleidbaar op en geeft openheid van zaken omtrent alle leefgebieden;
7. verdachte zal zich, zonder toestemming van zijn behandelaar(s) en/of de reclassering niet buiten de Nederlandse landsgrenzen bevinden gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling;
8. verdachte werkt mee aan Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht; hiertoe zal een driepartijen-overeenkomst worden opgemaakt;
9. verdachte volgt de woonbegeleiding bij de Stichting Exodus of een soortgelijke instelling en houdt zich aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding door of namens de instelling zullen worden gegeven;
10. verdachte is bereikbaar voor zijn behandelaar(s) en/of de reclassering en zal niet van adres veranderen zonder overleg met de reclassering;
11. verdachte geeft toestemming relevante referenten te raadplegen;
12. Indien de behandelaar(s) en/of de reclassering dit nodig achten, werkt verdachte mee aan systeem- en/of relatietherapie.
Geeft hierbij opdracht aan de Stichting Reclassering Nederland, adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, de ter beschikking gestelde bij de naleving van de aanwijzing hulp en steun te verlenen krachtens het bepaalde bij artikel 38, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een personenauto, merk Toyota, kleur groen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827219-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.000,00 (achtduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827219-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.000,00 (achtduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. H.J.M. Smid-Verhage, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. C.H.M. Royakkers, in bijzijn van de griffier mr. K. Oosterhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2017.