5.1.Het Hof komt tot een andere afweging dan de Rechtbank. Anders dan de Rechtbank komt het Hof aan de hand van het geheel van beschikbare gegevens, de over en weer ingebrachte zienswijzen en argumenten afwegend, tot het oordeel dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan belanghebbende is opgelegd. Het Hof neemt in aanmerking:
5.1.1.Belanghebbende is douane-entrepothouder Type C, vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats (AGP) en beschikt over de certificering Authorised Economic Operator (AEO) met de bijbehorende douanevergunningen, welke kwalificatie op aanvraag van de betrokken ondernemer slechts wordt verleend wanneer de ondernemer in de visie van de Belastingdienst/Douane heeft te gelden heeft als solide en betrouwbaar, welke status wordt afgemeten aan duurzaam goede ervaringen in het verleden en de wijze waarop de ondernemer de actuele logistiek heeft georganiseerd, veiligheidsprocedures heeft geborgd en ketenverantwoordelijkheden heeft belegd. Aan de inrichting van de onderneming, de bedrijfsmatige processen en de administratie worden zware eisen gesteld. Bij belanghebbende, de AEO-status sinds 2 oktober 2012 voerend, zijn deze kernelementen geïntegreerd in de bedrijfsprocessen en de administratieve organisatie en worden ze structureel nageleefd en periodiek geëvalueerd. Onder het regime van de AEO-certificering, dat belanghebbende extra verplichtingen heeft gebracht en het bedrijf van belanghebbende tot een voorbeeldonderneming heeft gemaakt, zijn belanghebbende en de Belastingdienst/Douane, aldus de Inspecteur, sparring partners. Belanghebbende voert een ondernemingsbeleid dat is gebaseerd op wederzijds georganiseerd vertrouwen en waarmee wordt beoogd strikt te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen, geheel conform de AEO-certificering. Het moet dan ook ervoor worden gehouden dat bij belanghebbende de bedrijfsvoering voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit de AEO-certificering voor het in stand houden van de vergunningen, te meer nu de Inspecteur in dit geding geen dan wel als onvoldoende te kwalificeren aanwijzingen voor het tegendeel heeft gesteld. De maandaangiften voor de accijns controleert de Inspecteur vijfjaarlijks.
5.1.2.Belanghebbende kent de logistieke installaties en dito omgevingen van de plaatsen waarnaartoe en waarvandaan goederen waarvoor belanghebbende verantwoordelijkheden draagt, worden overgebracht. Nieuwe handelspartners identificeert belanghebbende aan de hand van een "klant acceptatie protocol" op bekendheid, bedrijfsomvang, identiteitsbewijs, uittreksel Kamer van Koophandel, door bedrijfsinformatie te vergaren en het doen van navraag in beschikbare bronnen over en de gegoedheid in de relevante markt, persoonlijke gesprekken, referenties, controle BTW-identificatienummer en doordat de directeur van belanghebbende zich ter plaatse begeeft van nog onbekende logistieke installaties en dito omgevingen en die aldaar zelf observeert en fotografeert ter beperking van fiscale risico’s, in welk kader belanghebbende afhaaltransacties mijdt door de inzet van eigen vervoerders onder contract. Deze met betrekking tot de door belanghebbende telkens met diverse, ook nieuwe klanten gevolgde handelwijzen, die juist erop zijn gericht fiscale problemen te voorkomen, zijn conform de AEO-normen verricht en worden door de Belastingdienst/Douane in het kader van het horizontaal toezicht zeer geapprecieerd.
5.1.3.Belanghebbende heeft een interne procedure voor het indienen van teruggaven accijns op basis van artikel 71, eerste lid, onderdeel d, WA. De praktijk bij de inslag van veraccijnsde accijnsgoederen is dat in de regel teruggaaf wordt gevraagd en verleend met als enig bewijs de aankoopfacturen. Teruggaaf van accijns wegens inslag van veraccijnsde accijnsgoederen wordt niet gevraagd dan na verificatie van de klant en de aankoopfacturen. De accijnsgoederen zelf worden at random gecontroleerd. Gegevens worden gerapporteerd aan de klant en aan de Belastingdienst/Douane. Belanghebbende heeft alles gedaan wat redelijkerwijs van haar kan worden verlangd om ervoor te hoeden dat te sluiten handelstransacties geen onderdeel vormen van een fraudeketen, ongeacht of het accijnsfraude dan wel andere vormen van fraude betreft, en om te kunnen vertrouwen op de rechtsgeldigheid van de transacties zonder fiscale risico’s te lopen. Zij mocht dan ook erop vertrouwen dat zij zich met de vereiste mate van zorgvuldigheid heeft gekweten van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van genoemde douanevergunningen, AGP-vergunning en AEO-certificaat. Daarbij komt dat zich bij belanghebbende nimmer een probleem als het onderhavige heeft voorgedaan.
5.1.4.Zoals belanghebbende haar nieuwe handelspartners identificeert, zo heeft zij in 2010 identieke handelwijzen toegepast bij de klantacceptatie van [A] en daarbij geen negatieve bemerkingen geconstateerd. [A] was een bekende in de branche, deed zaken met een officiële agent van [H] en was al eerder klant bij belanghebbende. De gangbare gegevens en bescheiden ter identificatie van zowel [A] als klant als [A] handelend onder de naam [B] als ten aanzien van [G] , tevens handelend onder de naam [C] , zijn opgevraagd en verkregen. Uit de aankoopfacturen die ten grondslag liggen aan de accijnsteruggaafverzoeken is voor belanghebbende af te leiden dat de op die facturen genoemde goederen zijn veraccijnsd. Op de momenten waarop aan belanghebbende de aankoopfacturen zijn overhandigd en waarop aan de hand van de facturen de teruggaafverzoeken zijn opgesteld kon belanghebbende, in weerwil van alle procedurele voorzorgen, de valselijke opmaak niet gewaarworden. Belanghebbende heeft, zoals zij ook gedurende de eerdere klantperiode van [A] heeft gedaan, erop mogen vertrouwen dat de facturen juist waren, ook nu geen in het oog springende malversaties zijn geconstateerd en de zendingen accijnsgoederen die fysiek ter inslag zijn aangeboden, correspondeerden met de op de facturen vermelde goederen. Belanghebbende heeft met wat zij heeft aangevoerd en ter zitting toegelicht (onder andere dat het op facturen altijd wordt vermeld als sprake is van onveraccijnsde dranken en dat die vermelding niet stond op de in geding zijnde facturen) voldoende aannemelijk gemaakt dat uit de prijsstellingen op de facturen als zodanig niet zonder meer is af te leiden dat sprake is van niet als betrouwbaar te kwalificeren facturen: prijsdrukkend zijn schades zoals beschadigingen aan de buitenste dozen van een zending en extra handelingen die aan een zending moeten worden verricht zoals het verwijderen van Franse accijnszegels. Bovendien blijkt uit het FIOD-onderzoek (Proces-Verbaal, dossiernummer 52445, bladzijde 16): "(…) [A] heeft bovengenoemde facturen vermoedelijk valselijk opgemaakt. Die valse facturen zijn vervolgens overgelegd bij inslagen van drank, in het AGP van [X] B.V. [belanghebbende]. Op basis van die facturen was het voor [X] B.V. aannemelijk dat de accijns in Nederland over de ingeslagen drank was betaald. (…)"
5.1.5.Hoewel de Inspecteur enige op- en aanmerkingen heeft over de wijze van vastlegging van bedrijfsprocessuele gebeurtenissen door belanghebbende, trekt hij de betrouwbaarheid van belanghebbende als AEO-certificaathouder en AGP-houder niet in twijfel. Het staat bovendien vast dat belanghebbende part noch deel heeft gehad aan de door [A] gepleegde fraude en van die fraude ook geen enkel voordeel heeft genoten. Dat laatste blijkt ook diverse keren uit het FIOD-onderzoek (Proces-Verbaal, dossiernummer 52445, bijvoorbeeld bladzijde 33): "(…) Voor zover wij hebben kunnen vaststellen heeft [A] [] als enige financieel gewin uit de vermoedelijk valselijk opgemaakte facturen gehaald. (…)" De handelingen die belanghebbende heeft verricht ter realisering van de inslag van de goederen in haar accijnsgoederenplaats zijn niet verricht in het kader van de accijnsfraude door [A] , doch vormen geheel conform de accijnswet- en -regelgeving en belanghebbendes eigen bedrijfsprocessen handelingen in het kader waarvan zendingen accijnsgoederen successievelijk zijn gebracht binnen de AGP van belanghebbende die voor dat soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen, onafhankelijk van de frauduleuze aard - waarvan belanghebbende geen weet had en geen weet kon hebben - van een andere handeling uit de keten van overbrengingen, die vooraf is gegaan of is gevolgd op de door belanghebbende verrichte handelingen. De naheffingsaanslag zou zijn achterwege gebleven, gelijk de Inspecteur ter zitting bevestigde, zonder het FIOD-onderzoek met betrekking tot het daderschap van [A] .