ECLI:NL:GHDHA:2017:428
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beschikking bezwaarschrift en ongegrondverklaring door Gerechtshof Den Haag in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot terroristisch misdrijf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een bezwaarschriftprocedure op grond van artikel 262 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de verdachte, die in verband wordt gebracht met terroristische activiteiten. De rechtbank had het bezwaarschrift gegrond verklaard en de verdachte buiten vervolging gesteld, maar de officier van justitie ging hiertegen in hoger beroep.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de e-mail van het Openbaar Ministerie, waarin werd gesproken over een technisch sepot, niet kan worden gekwalificeerd als een voorwaardelijk sepot. De verdachte had geen recht op een voorwaardelijk sepot, omdat het Openbaar Ministerie niet afstand had gedaan van het recht om te vervolgen. Het hof concludeerde dat er geen schending was van het vertrouwensbeginsel en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De verdachte was eerder in 2014 aangehouden op verdenking van het ronselen voor de gewapende strijd en het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Na een schorsing van de voorlopige hechtenis onder voorwaarden, heeft het Openbaar Ministerie in 2015 een voorwaardelijk sepot aangeboden, maar dit werd door de verdachte afgewezen. Het hof heeft de ontwikkelingen in de zaak en de rol van de reclassering in overweging genomen en geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie terecht heeft besloten om de verdachte te vervolgen. De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank niet in stand kan blijven en dat het bezwaarschrift ongegrond is.