ECLI:NL:GHDHA:2017:4196

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
22-005664-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na verkeersongeval zonder bewijs van kennis of vermoeden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,- voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval dat op 31 augustus 2015 had plaatsgevonden in 's-Gravenhage. Bij dit ongeval was een voetgangster, [aangeefster], betrokken, die letsel had opgelopen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar het hof kwam tot een andere conclusie.

Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij een ongeval had veroorzaakt, noch dat hij wist of vermoedde dat een ander letsel had opgelopen. Hoewel uit het dossier bleek dat de verdachte betrokken was bij het ongeval, waren er geen aanwijzingen dat hij zich bewust was van de aanrijding. Er waren geen hoorbare signalen of andere omstandigheden die erop wezen dat hij iets van de aanrijding had gemerkt. Daarom kon het hof zich niet verenigen met het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde.

De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en opnieuw recht te doen door de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging. Deze uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier A. van der Schalk en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005664-16
Parketnummer: 09-150991-16
Datum uitspraak: 22 december 2017
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 december 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1994,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
22 december 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in de gemeente
's-Gravenhage, op/aan de Brouwersgracht, op of omstreeks 31 augustus 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [aangeefster], letsel en/of schade was toegebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daar niet mee verenigt.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd. Weliswaar valt uit het dossier af te leiden dat de verdachte op 31 augustus 2015 een ongeval heeft veroorzaakt waarbij aan [aangeefster] letsel is toegebracht - immers, deze aangeefster heeft verklaard als voetgangster door een bestelbus, welke, naar later is vastgesteld, door de verdachte werd bestuurd, te zijn aangereden waarna zij is gevallen, haar moeder heeft verklaard dat er een bus aankwam waarna zij haar dochter zag vallen en blijkens de medische informatie heeft de aangeefster daarbij contusies opgelopen - maar op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat hij een ongeval had veroorzaakt, laat staan dat hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander ten gevolge van een door hem veroorzaakt ongeval letsel had opgelopen. Zo blijkt niets van een hoorbare klap, schreeuw of andere omstandigheid die erop wijst dat de verdachte iets van de aanrijding gemerkt moet hebben.
De verdachte behoort dan ook van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2017.