ECLI:NL:GHDHA:2017:4195

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
22-005333-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal met taakstraf en verlenging proeftijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1971 op de Nederlandse Antillen, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen en een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. In hoger beroep is de verdachte opnieuw aangeklaagd voor diefstal, gepleegd op 9 februari en 9 augustus 2016, waarbij hij toiletpapier heeft weggenomen uit een winkelpand in Hoogvliet Rotterdam. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd, met uitzondering van de beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en de proeftijd van een eerder vonnis is met één jaar verlengd. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005333-16
Parketnummers: 10-184313-16 en 10-711111-15 (TUL)
Datum uitspraak: 22 december 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 25 november 2016 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1971,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 22 december 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenis-straf voor de duur van zeven dagen. Tevens is de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van een eerder deels voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij, op of omstreeks 9 februari 2016, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een winkelpand gelegen de Binnenban, heeft weggenomen een of meerdere verpakkingen toiletpapier (merk: Kruidvat), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat Hoogvliet, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij, op of omstreeks 9 augustus 2016, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een winkelpand gelegen de Binnenban, heeft weggenomen een of meerdere verpakkingen toiletpapier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat Hoogvliet, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de beslissing met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij, op of omstreeks 9 februari 2016, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
, in/uit een winkelpand gelegen de Binnenban,heeft weggenomen
een ofmeerdere verpakkingen toiletpapier (merk: Kruidvat),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Kruidvat Hoogvliet
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij, op
of omstreeks9 augustus 2016, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
, in/uit een winkelpand gelegen de Binnenban,heeft weggenomen
een ofmeerdere verpakkingen toiletpapier,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Kruidvat Hoogvliet
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:

diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het verbod, genoemd in artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, is naar oordeel van het hof in dezen - anders dan door de advocaat-generaal naar voren is gebracht - niet van toepassing, aangezien niet is gebleken dat de verdachte de taakstraf, die hem blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 december 2017 ter zake van een diefstal bij onherroepelijk vonnis van 24 juli 2015 is opgelegd, heeft verricht dan wel dat ter zake de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 2 maart 2016 onder parketnummer 10-711111-15 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtwintig dagen met aftrek van voorarrest, met bevel dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot vijfennegentig dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder – voor zover in dezen van belang - de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de proeftijd met één jaar zal worden verlengd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak onder 2 bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging is dan ook in beginsel gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, is het hof evenwel met de advocaat-generaal van oordeel dat de proeftijd met één jaar moet worden verlengd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Verlengt de proeftijd, als vermeld in het vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 2 maart 2016 onder parketnummer 10-711111-15, met een termijn van één jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2017.