ECLI:NL:GHDHA:2017:4139
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en partneralimentatie in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de partneralimentatie tussen de man en de vrouw na hun echtscheiding. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de verdeling van de gemeenschap en de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw aan de orde zijn. De man verzoekt om de verdeling van een stuk grond in Marokko en de saldi van bankrekeningen, terwijl de vrouw incidenteel appel indient en een bijdrage in haar levensonderhoud van € 1.565,- per maand verzoekt. Het hof oordeelt dat de man een vergoedingsrecht heeft jegens de gemeenschap op basis van artikel 1:95, lid 2 juncto 87 BW, omdat hij met eigen vermogen heeft geïnvesteerd in een gemeenschapsgoed. Het hof bevestigt dat de gemeenschap van goederen bestaat uit activa die zijn verworven na de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door de vrouw. De man heeft niet kunnen aantonen dat de gelden op de bankrekening afkomstig zijn van een verknochte uitkering door de Marokkaanse overheid, waardoor deze gelden voor verdeling in aanmerking komen. Het hof concludeert dat de man op dit moment niet in staat is om een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te voldoen, en bekrachtigt de bestreden beschikking.