ECLI:NL:GHDHA:2017:411
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- H.J. Vetter
- K.I. Oyunlu
- H.J. van Kooten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot medewerking echtgenote en beheersing van de Nederlandse taal
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Den Haag, waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verzoekschrift is op 19 december 2016 ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 14 februari 2017. [appellant] was om gezondheidsredenen niet aanwezig, maar zijn echtgenote en een tolk waren wel aanwezig. De rechtbank had overwogen dat er mogelijk gemeenschappelijk vermogen was ontstaan door het huwelijk van [appellant] en zijn echtgenote, en dat de medewerking van de echtgenote noodzakelijk was voor de schuldsaneringsregeling. Aangezien deze medewerking niet was aangetoond, werd het verzoek afgewezen.
Tijdens de zitting bij het hof verklaarde de echtgenote dat zij haar medewerking aan het verzoek verleent. Het hof moest vervolgens beoordelen of [appellant] te goeder trouw was ten aanzien van zijn schulden. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat [appellant] te goeder trouw was geweest, vooral met betrekking tot een schuld aan de Belastingdienst. Ook was er twijfel over zijn vermogen om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, mede door zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal en het ontbreken van een sociaal vangnet.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek van [appellant] om de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren afgewezen. De beslissing werd genomen op 21 februari 2017, en het arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.