ECLI:NL:GHDHA:2017:4003
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- A.L. Labohm
- J.A. van Kempen
- I. Obbink-Reijngoud
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding omgang en ouderschapsplan
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, hierna te noemen de man, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, dat op 20 juli 2017 is gewezen. In het bestreden vonnis is een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de man recht heeft op omgang met zijn dochter op bepaalde dagen en tijden. De man vordert in hoger beroep nakoming van het ouderschapsplan dat hij met de moeder van het kind heeft opgesteld, waarin de omgang is geregeld. De vrouw, hierna te noemen de vrouw, heeft de grieven van de man weersproken en is van mening dat de huidige zorgregeling niet goed wordt nageleefd door de man. Het hof overweegt dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat de in kort geding getroffen regeling slechts een ordemaatregel is en dat het aan de bodemrechter is om een definitieve regeling te treffen. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof concludeert dat de grieven van de man geen doel treffen en dat het in het belang van de minderjarige is dat de bodemrechter een oordeel geeft over de zorgregeling.