ECLI:NL:GHDHA:2017:3956

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
22-004792-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en geen straf opgelegd voor overtreding vergunningplicht bij kreeftenkorven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, een rechtspersoon gevestigd te [vestigingsplaats], was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 600,- voor het zonder vergunning plaatsen van kreeftenkorven in een beschermde waterzone te Hoornaar op 21 januari 2014. De kantonrechter had de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd, waarna de verdachte hoger beroep instelde.

Tijdens de zittingen op 22 maart en 12 december 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte, maar zonder straf of maatregel op te leggen, op basis van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte inmiddels de benodigde vergunningen heeft verkregen en dat er geen kans op herhaling van de overtreding is.

Het hof oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, maar dat er geen straf of maatregel opgelegd hoeft te worden, gezien de omstandigheden en het tijdsverloop. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep, verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar, maar legde geen straf op. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004792-15
Parketnummer: 96-261226-14
Datum uitspraak: 12 december 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Dordrecht van 7 september 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 22 maart 2017 en 12 december 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600,-. De eerder uitgevaardigde strafbeschikking is door de kantonrechter vernietigd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 januari 2014 te Hoornaar (in de gemeente Giessenlanden) zonder vergunning van het bestuur in de kernzone van een nabij de Nieuweweg gelegen [plaats], althans een oppervlaktewaterlichaam, twee kreeftenkorven met twee metalen netjes, althans voorwerpen, heeft gebracht en/of gehad, althans gebruik heeft gemaakt van de kern- en/of beschermingszones van een waterstaatswerk, anders dan in overeenstemming met de functie.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld, maar dat aan hem ingevolge artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks21 januari 2014 te Hoornaar (in de gemeente Giessenlanden) zonder vergunning van het bestuur in de kernzone van een nabij de Nieuweweg gelegen [plaats] , althans een oppervlaktewaterlichaam, twee kreeftenkorven met twee metalen netjes,
althans voorwerpen,heeft
gebracht en/ofgehad
, althansen aldusgebruik heeft gemaakt van de kern- en/of beschermingszones van een waterstaatswerk, anders dan in overeenstemming met de functie.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Keur Waterschap Rivierenland 2009, strafbaar gesteld bij artikel 81 van de Waterschapswet.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Geen straf of maatregel
Ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de (bestuurder van) de verdachte inmiddels inziet dat haar handelen een vergunning vergt, alsmede dat zij de benodigde vergunningen voor het plaatsen van kreeftenkorven in het onderhavige gebied inmiddels heeft verkregen.
Ofschoon niet onaannemelijk is dat het bestuur de verdachte de vergunning destijds ten onrechte heeft onthouden, doet dat er niet aan af dat de verdachte het voor haar geldende verbod niet naast zich neer had mogen leggen. De vertegenwoordiger van de verdachte heeft ter zitting tegenover het hof echter verklaard dat hij zijn fout inziet en dat hij hiervan heeft geleerd.
Het hof concludeert dat redelijkerwijs geen rekening meer moet worden gehouden met herhaling van een overtreding als de onderhavige en dat het gezag van het openbaar bestuur in de polder niet meer in discussie is.
Onder de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden acht het hof het met de advocaat-generaal – mede gelet op het tijdsverloop - raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 december 2017.