In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, een rechtspersoon gevestigd te [vestigingsplaats], was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 600,- voor het zonder vergunning plaatsen van kreeftenkorven in een beschermde waterzone te Hoornaar op 21 januari 2014. De kantonrechter had de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd, waarna de verdachte hoger beroep instelde.
Tijdens de zittingen op 22 maart en 12 december 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte, maar zonder straf of maatregel op te leggen, op basis van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte inmiddels de benodigde vergunningen heeft verkregen en dat er geen kans op herhaling van de overtreding is.
Het hof oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, maar dat er geen straf of maatregel opgelegd hoeft te worden, gezien de omstandigheden en het tijdsverloop. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep, verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar, maar legde geen straf op. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, in aanwezigheid van de griffier.