2.2.Het hof zal in hoger beroep uitgaan van de volgende feiten, nu die feiten enerzijds zijn gesteld en anderzijds onvoldoende zijn betwist.
a. Wyeth had in de in dit geding relevante periode in Ierland een faciliteit voor de productie van farmaceutische producten. Zij produceerde onder meer orale anticonceptiepillen. Daarbij gebruikte zij het synthetische hormoon medroxy progesteron acetaat (hierna: MPA). Onderdeel van het productieproces betrof het coaten van de geneesmiddelen. Dit proces resulteerde onder meer in twee afvalstromen: de ene bestaande uit een wateroplossing met alleen suiker en kleurstof (suikerwater) zonder MPA, de andere uit suikerwater met MPA. Beide afvalstromen worden ook aangeduid als het suikerwaterafval.
b. Wyeth beschikte als afvalproducent over een Integrated Pollution Prevention and Control Licence (hierna: IPC-vergunning) ingevolge de Ierse Environmental Protection Agency Act (EPAA). Ingevolge deze vergunning was zij gehouden haar suikerwaterafval te verwerken conform de nationale en internationale regelgeving ter zake van afvalstoffen.
c. Vanaf augustus 1997 heeft Wyeth het niet-verontreinigde suikerwater overgedragen aan Cara Environmental Technology Ltd (hierna: Cara). Tot medio 2000 heeft Wyeth het suikerwater met MPA overgedragen aan een derde-afvalverwijderingsbedrijf, niet zijnde Cara. Vanaf medio 2000 heeft Wyeth ook het suikerwater met MPA overgedragen aan Cara. Cara haalde in alle gevallen het afval op van Wyeth’s fabrieksterrein.
d. Het “Preliminary Report on the Investigation into Contamination of the Food and Feed Chain with Pharmaceutical Waste” vermeldt onder meer:
“Two sugar waste streams were produced from a coating process used to produce HRT tablets. One stream contained only sugar and a dye (…); the other contained hormone replacement active MPA, as well as sugar and dye (…).
The non-hazardous sugar waste stream containing no active ingredient from Wyeth was initially incinerated in the UK under the Transfrontier Shipment of Waste notification system. From September 1997 to June 1998 this waste described as “sugar, water and food dyes” was sent for biological treatment to a permitted facility in the Netherlands through Cara (…) using the TFS system. From July 1998 to October 1999, this stream was sent via Cara (…) to a permitted facility in Denmark for incineration again under the TFS notification procedure.
From November 1999, following an audit by Wyeth and Cara personnel of the Bioland premises in Belgium, this non-hazardous sugar waste stream containing no active ingredient was sent to Bioland via Cara. It is clear from the waste records that from this time this waste was designated as ‘green list’ waste.
(…) The second sugar stream containing MPA active ingredient (hazardous waste) was sent for incineration under TFS to permitted facilities in the UK and Germany. (…) up until July 2000.”
e. Op de CMR-vrachtbrieven is vermeld: “Sugar water – non regulated for transport”.
f. Op 20 oktober 1999 heeft [A] van Wyeth een bezoek gebracht aan Bioland Liquid Sugars B.V. te Arendonk, België (hierna: Bioland) in het kader van de verwerking van het niet met MPA verontreinigde suikerwater. In de wastedisposal audit van 20/10/99 is onder andere opgenomen:
Primary Business: Recycling of sugar’s from various sources. The sugar goes to fermentation; used in preservatives; and to produce lactic and citric acids.
Business experience: The company is run by two brothers who each have 23 years experience mainly from recycling apple and pear juices from overproduction in Switzerland.
Technologies used: The owners were unwilling to discuss technologies used (secret!)
Education/Qualifications/Expertise: One of the employees is a Biochemist. Experience gained by the two directors in apple/pear industry. Practical experience gained by other operatives.
Licenses, Consents, Etc. Local authority permit to operate exists. If machinery or equipment is changed the company must renew their licence/permit otherwise there is no renewal period stipulated. Copy of permit to be issued to Cara.
Residue disposal: Production residue is used in the animal feed industry.
The owners were unwilling to tell us what other companies they receive material from. They did say that should WMI (hof: lees Wyeth) send them material they would not give this information to anyone else. The company does not take any other rinse water from tablet coating processes.”
Op basis van de tijdens de audit verschafte informatie was de conclusie van Wyeth dat Bioland in staat was het niet met MPA-verontreinigde suikerwaterafval van Wyeth te verwerken. [A] heeft gevraagd of Bioland een vergunning had om farmaceutisch afval te verwerken. Bioland heeft bevestigend geantwoord en gezegd dat zij die vergunning zou nasturen. Dat laatste is nooit gebeurd.
g. Een “Overzicht vergunningstoestand en randinformatie dossier Bioland Arendonk” vermeldt: “Aanvraag milieuvergunning dd. 15.09.2000 ondertekend door [B] voorwerp van de exploitatie: Maken van mengstropen bekomen door het smelten en filtereren van schadesuikers. De mengstropen vinden toepassing in de fermentatie-industrie, in de diervoerder industrie en in de algemene voedingsindustrie.”
Het proces-verbaal van synthese van de Belgische federale politie vermeldt dat Bioland sinds 22 maart 2001 beschikt over een milieuvergunning voor het verwerken van schadesuikers afkomstig van buitenlandse levensmiddelen (hof: lees levensmiddelenindustrie). Dit proces-verbaal vermeldt ook:
“Wanneer Cara het suikerwater kwam ophalen kleefde die zelf nieuwe labels op de containers en werd de vermelding HAZARDOUS of NON HAZARDOUS niet in acht genomen aangezien de zendingen voor het transport over de weg als niet gevaarlijk werden beschouwd.”
en
“Cara liet de transporten van het afval verrichten in “foodgrade”-containers door transporteurs die dachten dat ze te maken hadden met producten van deugdelijke aard.”
h. Cara heeft vanaf november 1999 suikerwater zonder en vanaf september 2000 ook suikerwater met MPA afgeleverd aan Bioland. Wyeth was hiervan op de hoogte.
Het onder d. aangehaalde preliminary report, vermeldt onder andere voorts:
“Cara provided a list of the 45 shipments (…) from Wyeth to Bioland (…)
There was no reference found to MPA in any of the files examined (…)
Cara (…) staff stated (…) that they shipped the Wyeth Medica waste (sugar solutions containing active ingredients) without TFS (hof: Trans Frontier Shipments) documentation because they had classified the waste to be TFS green list.
(…) there was no documentary evidence
fromBioland that they had full knowledge of the content of the waste and were satisfied to accept it on an on-going basis for treatment. (…)
It appears that from this time (hof: July 2000) the two waste streams (hazardous and non-hazardous) were sent als combined shipments, and dispatched to Bioland by Cara (…) under the green list classification.”
Wyeth heeft van geen van de transporten kennisgeving gedaan als bedoeld in de Europese Verordening betreffend toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (Vo (EEG) 259/93 van de Raad) (hierna: EVOA). Ook Cara heeft dat verzuimd.
i. Het onder g. vermelde proces-verbaal van synthese vermeldt dat Cara een handgeschreven fax afkomstig van Wyeth heeft gezonden aan [B] van Bioland met daarop alle residuen die kunnen voorkomen in de door Wyeth geleverde suikerwaters. Daarop staat onder meer te lezen Medroxy Progesteron Acetaat. Bij een huiszoeking in de woning van [B] is een aantal MSDS sheets (medical safety data sheets) teruggevonden. Het gaat om de chemische specificaties van vijf stoffen waarover [B] nadere informatie heeft gevraagd, waaronder MPA.
Bioland heeft het suikerwater met MPA vermengd met glucosestroop. Bioland heeft dit product tussen 10 april 2002 en 25 juni 2002 verkocht aan Zeeland Voeders B.V., gevestigd te Zijtaart, gemeente Veghel (hierna Zeeland Voeders). Op 7 mei 2002 is Bioland gefailleerd.
j. In een proces-verbaal van verhoor op 5 juli 2002 van [C] is vermeld als verklaring van [C] :
“Ik houd mij voor de varkensbedrijven van [appellante] , waaronder voornamelijk Oostburg varkens BV en ook voor Zeeland voeders BV, voornamelijk bezig met de begeleiding en advisering van de receptuur en de varkenshouderij in het algemeen. Ik zorg, in overleg met directeur [directeur appellante] , voor de inkoop van alle voedergrondstoffen. [directeur appellante] is en blijft eindverantwoordelijk. (…)
Op de vraag hoe wij gestart zijn met de aankoop van suikerwater bij Bioland verklaar ik het volgende:
[D] belde mij begin april op. Hij vertelde mij dat hij een suikerstroom had vanuit België van [B] uit Mierlo, die een limonadefabriek hadden in Arendonk in België. Daarop werd ik gebeld door [B] zelf. Hij vertelde mij dat hij glucosestroop had voor de verkoop met bestemming varkensvoeder. (…) Ik heb toen met [B] afgesproken een paar proefvrachten te proberen voor onze varkens. (…) Ik heb hem niet gevraagd of hij een GMP erkend bedrijf was.
[B] vroeg 60 gulden per donna (het hof leest: per ton. Na overleg met [directeur appellante] heb ik hem toen 20 gulden per ton geboden. [directeur appellante] heeft zelf ook nog contact gehad met [B] van Bioland. (…)”.
In een proces-verbaal van verhoor op 6 augustus 2002 van [C] is vermeld als verklaring van [C] :
“Ik heb toen kort na het gesprek met [D] Bioland gebeld. Ik kreeg toen een vrouw aan de telefoon (…) Ik heb haar een aantal inhoudelijke vragen ten aanzien het product gesteld. Ik heb haar naar de herkomst gevraagd waarop zij antwoordde dat het een glucosestroop was bestemd voor de humane industrie. (…)”.
In een proces-verbaal van verhoor op 14 januari 2004 van [C] is vermeld als verklaring van [C] :
“Ik ben door [D] op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om bij Bioland suikerwater aan te kopen. Ik heb Bioland niet gevraagd of zij een GMP-erkenning hadden. Ik vond dat niet nodig omdat ik er vanuit ging dat het produkt uit de limonade-industrie afkomstig was. (…)
Verder is het niet ongebruikelijk om enkel af te gaan op de mondelinge mededeling van de leverancier dat het glucosestroop betreft die afkomstig is uit de levensmiddelenindustrie.”
k. In een proces-verbaal van verhoor op 27 augustus 2002 van [directeur appellante] is vermeld als verklaring van [appellante] :
“Ten aanzien van de leveringen van suikerwater vanaf Bioland kan ik u het volgende vertellen:
Op een gegeven moment werd ik gebeld door naar ik meen een vrouw met de vraag of er vrachten suikerwater afgerekend konden worden. Er waren toen kennelijk al vrachten suikerwater afgenomen. Ik wist toen nog niks van leveringen suikerwater vanaf Bioland en kende Bioland ook niet. Toen heb ik [C] gebeld met de vraag wat er aan de hand was, [C] vertelde mij toen over het suikerwater dat hij bij Bioland had gekocht. Hij vertelde mij dat hij het suikerwater via [D] op het spoor was gekomen. (…) Ik heb niet inhoudelijk aan [C] gevraagd of het bedrijf Bioland wel GMP waardig was.”
l. Een monster van het onder i bedoelde product is door Zeeland Voeders getest op droge stof en later op ongewenste stoffen conform de MINAS-, GMP(+) en HACCP- regelgeving. Uit deze analyses zijn geen bijzonderheden gebleken.
m. [appellante] en Oostburg Varkens B.V. (hierna: Oostburg Varkens) hebben van Zeeland Voeders voer met verontreinigde glucosestroop afgenomen en dit aan hun varkens gevoerd.