Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 28 februari 2017
Pharmafilter B.V.,
Het verdere verloop van het geding
De verdere beoordeling van het hoger beroep
- ShredX veroordeeld tot levering af fabriek in Sliedrecht van (a) 2 afvalvermalers binnen 2 werkdagen na betekening van het vonnis en (b) 14 afvalvermalers op uiterlijk 31 december 2013 onder voorwaarde van voorafgaande betaling van het gehele resterende deel van de koopsom aan ShredX van € 260.302,94;
- bepaald dat ShredX een dwangsom verbeurt van € 5.000,- per dag dat zij niet voldoet aan de veroordeling onder a. met een maximum van € 50.000,-;
- bepaald dat ShredX een dwangsom verbeurt van € 10.000,- per dag dat zij niet voldoet aan de veroordeling onder b. met een maximum van € 100.000,-.
- een krachtens het Warenwetbesluit Machines verplichte verklaring van overeenstemming en een gebruiksaanwijzing;
- een voor Pharmafilter bereikbare sleutel waarmee de afvalvermalers(s) konden worden geopend;
- de (op een USB-stick aan te leveren) besturingssoftware.
a. de SPO 2009 met onmiddellijke ingang te beëindigen;
b. de overeenkomst ter zake van het demonstratieproject Delft te ontbinden;
grieven 1 tot en met 10zijn gericht tegen de vaststelling van de feiten in r.o. 2.1 tot en met 2.21 van het bestreden vonnis.
grief 1, waarmee betoogd wordt dat nu voor [bedrijf] naast de verklaring op grond van artikel 2:403 BW geen andere grond bestaat op grond waarvan zij hoofdelijk is verbonden met haar dochteronderneming ShredX, het woordje “ook” in r.o. 2.3 van het bestreden vonnis niet op zijn plaats is. In de samenvatting van de vaststaande feiten heeft het hof dit woordje – hiervoor in r.o. 2.4 – weggelaten.
grief 4, gericht tegen de vaststelling, in r.o. 2.9 van het bestreden vonnis, van het tijdstip waarop ShredX c.s. zich tot levering van de zestien afvalvermalers voor het ziekenhuis ZorgSaam in Terneuzen heeft verbonden. Met de grief wordt niet bestreden dat de in het vonnis genoemde opleverdata (24 oktober 2014 en 31 december 2014) in elk geval na 3 september 2014 zijn overeengekomen, zodat de bestreden overweging – gelet op de woorden “Op of na 3 september 2014” – in zoverre niet onjuist is. In de samenvatting van de vaststaande feiten heeft het hof – hiervoor in r.o. 2.10 – de gang van zaken enigszins gepreciseerd.
grieven 3, 5, 6, 8, 9 en 10klagen erover dat het bestreden vonnis bij bepaalde feiten te beknopt is dan wel relevante context weglaat en daardoor in bepaalde opzichten een onjuiste indruk wekt. In de toelichting op deze grieven schetst ShredX c.s. de volgens haar relevante context met uitvoerigheid, doch zonder daarbij duidelijk te maken in welke zin de in het vonnis vastgestelde feiten zonder die context niet juist zouden zijn. ShredX c.s. miskent dat de beoordeling van de vaststaande feiten in het licht van de verdere feitelijke stellingen van partijen niet bij vermelding van de vaststaande feiten thuishoort en dat het aldaar niet noemen van die verdere feitelijke stellingen – hoe relevant ook volgens de ene of de andere partij – niet meebrengt dat een daartegen gerichte grief slaagt. Ook het niet vermelden van gestelde en door de andere partij niet betwiste feiten heeft op zichzelf niet tot gevolg dat een grief daartegen (zoals grief 6) of een grief tegen andere, wel vermelde feiten slaagt. Om deze redenen falen de grieven 1 tot en met 10. Overigens heeft het hof hiervoor, in r.o. 2.20, wel de in grief 10 genoemde e‑mail van 18 maart 2014 van ShredX aan Pharmafilter vermeld.
grieven 12 tot en met 17hebben betrekking op de inhoud van de SPO 2009 en de betekenis daarvan voor de verhouding tussen partijen. Naar aanleiding van deze grieven overweegt het hof als volgt.
grief 13, voor zover partijen zouden hebben afgesproken dat de afvalvermaler zoveel mogelijk regulier ziekenhuisafval zou moeten kunnen verwerken.
grief 14bestrijdt ShredX c.s. dat partijen bij de SPO 2009 in elk geval van elkaar mochten verwachten dat het prijspeil van de te ontwikkelen afvalvermaler zodanig zou zijn dat het afvalverwerkingssysteem concurrerend is met andere vormen van ziekenhuisafvalverwerking. Ook deze grief, wat er verder van zij, faalt bij gebrek aan belang, omdat niet valt in te zien dat de bestreden overweging van betekenis is voor het toe- of afwijzen van de vorderingen. Het hof merkt wel op dat waar in de toelichting op de grief wordt gesuggereerd dat de prijs van de afvalvermaler maar van zeer beperkte invloed is op de totaalprijs van het Pharmafiltersysteem, Pharmafilter in reactie daarop onweersproken heeft aangevoerd dat die prijs, gelet op het feit dat van elk Pharmafiltersysteem enkele tientallen afvalvermalers deel uitmaken, juist een significante factor is voor het prijspeil van het Pharmafiltersysteem als geheel.
grief 17bestrijdt ShredX c.s. de verwerping door de rechtbank van haar standpunt dat Pharmafilter bij de uitvoering van de SPO 2009 ten onrechte de prijs en positionering van de afvalvermaler alleen bepaalde. De ter toelichting op deze grief genoemde omstandigheden zijn daartoe evenwel onvoldoende. Nu partijen in de SPO 2009 hadden afgesproken dat Pharmafilter het hele systeem, met inbegrip van de door ShredX te ontwikkelen afvalvermalers, zal ‘vercommercialiseren’, vloeit daaruit ook zonder dat partijen het begrip vercommercialiseren nader hebben omschreven, voort dat Pharmafilter de prijs en positionering bepaalde. De door ShredX c.s. aangevoerde omstandigheden brengen wel mee dat Pharmafilter in redelijkheid met de belangen van ShredX moest rekening houden, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, maar niet dat ShredX mede de prijs en de positionering zou mogen bepalen. De grief faalt derhalve.
grief 15bestrijdt ShredX c.s. het oordeel van de rechtbank dat daarmee niet vaststaat dat ShredX dit terecht aan Pharmafilter tegenwerpt. Volgens ShredX c.s. zijn de tegenvallende omzetcijfers niet te wijten aan de technische werking van de vermalers in het RdGG in Delft of die welke bestemd waren voor ZorgSaam in Terneuzen en kunnen zij daarom wel degelijk aan Pharmafilter worden verweten en heeft Pharmafilter haar taak om het Pharmafiltersysteem te positioneren onbehoorlijk vervuld. Verder merkt ShredX c.s. op dat ShredX ten aanzien van de door Pharmafilter voorgehouden verkoop- en omzetprognoses bij het sluiten van de SPO 2009 heeft gedwaald in de zin van artikel 6:228 BW.
grief 11, waarmee ShredX c.s. de rechtbank verwijt het geschil in r.o. 4.2 onvolledig en daarom onjuist te hebben weergegeven.
grief 18betoogt dat de SPO 2009 niet van belang is voor hetgeen Pharmafilter van de afvalvermaler mocht verwachten, nu de Terneuzen-overeenkomst de enige grondslag is voor de levering van de afvalvermalers voor ZorgSaam, faalt deze. De SPO 2009 is immers door partijen bedoeld als een raamovereenkomst – aldus ook ShredX c.s. in haar memorie van grieven in nr. 30 en nr. 207 – die naar aard en inhoud kennelijk mede bedoeld is om door te werken in de in het kader van de samenwerking nader tussen partijen te sluiten overeenkomsten, zoals de Terneuzen-overeenkomst. In nr. 44 van de memorie van grieven stelt ShredX c.s. ook zelf met zoveel woorden dat de inhoud van de Terneuzen-overeenkomst mede omvat dat de SPO 2009 op de ontwikkeling en productie van de afvalvermalers voor ZorgSaam van toepassing is. Onjuist is derhalve de opvatting van ShredX c.s. (memorie van grieven, nr. 195) dat nu de eis van betrouwbaarheid in de Terneuzen-overeenkomst niet voorkomt, die eis geen deel uitmaakt van de overeenkomst tussen partijen en de vraag of de afvalvermaler beantwoordt aan hetgeen waartoe ShredX zich had verplicht slechts aan de wettelijke eis van conformiteit moet worden beantwoord en de SPO 2009 daarbuiten staat.
Grief 20gaat ervan uit dat er aan de afvalvermalers in het RdGG geen gebreken waren en dat ShredX daarom niet verplicht was de vermaler verder te ontwikkelen. Dat is onjuist, zodat de grief faalt.
grief 15dit laatste bestrijdt, faalt zij. ShredX c.s. heeft in dit verband aangevoerd dat de verkoop altijd ver voor de ontwikkeling uitliep en dat Pharmafilter begin 2012 al met diverse klanten in een vergevorderd besluitvormingsstadium was, dat zij sinds november 2012 beschikte over het lovende STOWA-rapport en begin 2014 een contract had gesloten met een ziekenhuis in Rotterdam. Nu evenwel niet valt in te zien dat die gestelde omstandigheden afdoen aan het belang van de levering voor het commerciële succes van het systeem, is de grief onvoldoende onderbouwd.
grief 18bestrijdt ShredX c.s. in de eerste plaats als onjuist en onbegrijpelijk de maatstaf die de rechtbank onder andere in r.o. 4.5 formuleert voor de beoordeling of de afvalvermaler ‘conform was’, te weten of deze voldeed aan de daaraan krachtens de SPO 2009 te stellen eisen. Dat deze klacht faalt, volgt uit hetgeen hiervoor onder 7.2 is overwogen. Daarnaast maakt ShredX c.s. met deze grief bezwaar tegen wat zij aanduidt als een vervlechting van de ontbindingsmaatstaf uit de wet en de opzeggingsmaatstaf uit de SPO 2009. Daarmee doelt ShredX, naar het hof begrijpt, op het oordeel van de rechtbank dat de gebreken in de geleverde afvalvermalers die Pharmafilter grond gaven tot ontbinding van de Terneuzen-overeenkomst tevens meebrachten dat zich het in de SPO 2009 als voorwaarde voor (tussentijdse) opzegging van de SPO 2009 gestelde geval voordeed dat ‘een der partijen structureel niet in staat blijkt te zijn de bepalingen van de overeenkomst na te komen’. ShredX c.s. benadrukt in dit verband dat de SPO 2009 en de Terneuzen-overeenkomst zowel qua onderwerp als aard separate overeenkomsten zijn. Daarbij ziet zij er evenwel aan voorbij dat, zoals hiervoor onder 7.2 reeds is overwogen, de SPO 2009 door partijen bedoeld is als een raamovereenkomst die naar aard en inhoud mede bedoeld is om door te werken in de nader tussen partijen te sluiten overeenkomsten, waaronder de Terneuzen-overeenkomst. Omgekeerd kan dan uiteraard ook het tekortschieten door ShredX in de Terneuzen-overeenkomst bijdragen aan het oordeel dat ShredX (structureel) niet in staat is om te voldoen aan haar in de SPO 2009 neergelegde verplichting om een betrouwbare afvalvermaler te ontwikkelen.
structureelniet in staat is haar verplichtingen uit de SPO 2009 na te komen, is het hof net als de rechtbank van oordeel dat het tekortschieten in de Terneuzen-overeenkomst nu juist wel voldoende is om ervan uit te gaan dat ShredX structureel niet in staat was de bedoelde verplichtingen na te komen. Niet valt in te zien dat er voor Pharmafilter in de gegeven omstandigheden, toen zij in januari 2014 (bijna halverwege de looptijd van de SPO 2009) geconfronteerd werd met de niet deugdelijk functionerende afvalvermalers die zij nodig had voor haar eerste commerciële opdrachtgever, nog enig reëel perspectief op vruchtbare voortzetting van de samenwerking met ShredX bestond. ShredX c.s. stelt in nr. 197 van de memorie van grieven dat er ‘veel meer’ nodig was om te kunnen concluderen dat ShredX structureel niet in staat was aan haar verplichtingen te voldoen, maar laat na om duidelijk te maken wat daarvoor volgens haar dan nog meer nodig zou zijn. Dat wordt ook niet duidelijk uit de randnummers 63 tot en met 82 van de memorie van grieven, waarnaar zij in dit verband nog verwijst. Grief 18 faalt dan ook.
grief 22aan dat evenmin is voldaan aan het voor opzegging van de SPO 2009 in de overeenkomst geformuleerde vereiste dat partijen met elkaar overleg hebben gevoerd. Daarvoor volstaan volgens ShredX niet de ‘enkele e-mails over en weer’ over de werkzaamheden die aan de afvalvermalers voor Terneuzen dienden te worden verricht. Voor zover in de toelichting op deze grief wordt gewezen op wat ShredX c.s. beschouwt als onterechte vervlechting van de SPO 2009 en de Terneuzen-overeenkomst, verwijst het hof naar hetgeen daarover in r.o. 9.1 is overwogen. Voor zover door ShredX c.s. wordt betoogt dat Pharmafilter niet serieus heeft overlegd maar in feite eind 2013 het overleg te kwader trouw heeft getorpedeerd, overweegt het hof als volgt. De SPO 2009 heeft het karakter van een raamovereenkomst voor de samenwerking tussen partijen. Die samenwerking moest concreet gestalte krijgen door het sluiten, en vervolgens uitvoeren, van nadere overeenkomsten zoals de Terneuzen-overeenkomst. Zowel in het kader van de totstandkoming als de uitvoering van de Terneuzen-overeenkomst is tussen partijen uitvoerig gecommuniceerd, zoals blijkt uit de vele en gedetailleerde berichten over en weer. Nakoming van de door ShredX aangegane leveringsverplichting moest door Pharmafilter in kort geding worden afgedwongen. Hoewel de geleverde afvalvermalers volgens ShredX c.s. gebruiksklaar waren, bleken zij toch ernstige gebreken te vertonen waarover partijen het vervolgens niet eens werden en die ShredX c.s. ook thans nog niet als zodanig erkent. Onder die omstandigheden deed zich naar het oordeel van het hof met betrekking tot de samenwerking tussen partijen de situatie voor dat in onderling overleg niet tot een voor beide partijen bevredigende oplossing kon worden gekomen. Pharmafilter mocht daarom de SPO 2009 opzeggen. Grief 22 faalt.
Ook de klacht van ShredX c.s. dat de tekortkoming niet voldoende ernstig was om ontbinding van de Terneuzen-overeenkomst te rechtvaardigen is niet toegelicht, zodat het hof ook daaraan voorbijgaat.
Ten slotte heeft ShredX c.s. nog aangevoerd dat Pharmafilter in schuldeisersverzuim verkeerde doordat zij gedurende de looptijd van de SPO 2009 in strijd met de daarin opgenomen exclusiviteitsbepaling een afvalvermaler Tonto 3.0 met een derde heeft ontwikkeld, die zij één dag na de beëindiging van de overeenkomsten met ShredX aan de wereld heeft gepresenteerd. Pharmafilter heeft ter betwisting van deze stelling aangevoerd dat zij niet eerder dan in februari 2014 met een Duitse machinebouwer een voorwaardelijke afspraak heeft gemaakt voor het geval ShredX nalatig zou blijven in de nakoming van haar verplichtingen en voorts dat ShredX aan de SPO 2009 slechts een exclusief recht op levering aan Pharmafilter ontleende en Pharmafilter niet beperkt was in haar vrijheid om andere partijen te vragen een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling. In het licht van deze betwisting mocht van ShredX c.s. verwacht worden dat zij haar stelling dat Pharmafilter haar exclusiviteitsverplichting had geschonden, nader zou onderbouwen. Dit heeft zij evenwel nagelaten, zodat het hof aan die stelling als onvoldoende onderbouwd zal voorbijgaan.
Dat betekent dat ook grief 26 faalt.
Grief 25faalt, voor zover deze erop is gebaseerd dat ShredX wel een vordering tot schadevergoeding jegens Pharmafilter heeft. Nu het conservatoire beslag is gelegd voor een niet-bestaande vordering, was dat beslag onrechtmatig gelegd en was ShredX c.s. gehouden de ter opheffing van dat onrechtmatig gelegde beslag gestelde bankgarantie te retourneren en was zij voorts hoofdelijk aansprakelijk voor de door Pharmafilter als gevolg van het stellen daarvan geleden schade. Voor zover ShredX c.s. met deze grief anders wil betogen, faalt zij ook in zoverre.
grief 25betwist ShredX voorts bij gebrek aan wetenschap dat de schade die Pharmafilter heeft geleden als gevolg van het stellen van de bankgarantie jaarlijks 7% van € 104.500, bedraagt. Bij memorie van antwoord heeft Pharmafilter haar stellingen met betrekking tot de schade nader gemotiveerd en met bewijsstukken onderbouwd. Hierop heeft ShredX c.s. bij de pleidooien niet meer gereageerd. Het hof zal daarom aan de betwisting als onvoldoende gemotiveerd voorbijgaan.
grief in het incidenteel appeltegen het oordeel, in r.o. 4.21 van het vonnis, dat het gebod van de voorzieningenrechter in het kortgedingvonnis van 19 december 2013 uitsluitend betrekking heeft op tijdige nakoming en dat ShredX tijdig aan haar leveringsverplichting heeft voldaan. Volgens Pharmafilter heeft ShredX er welbewust voor gekozen om onder andere de besturingssoftware van de afvalvermalers niet mee te leveren en daarmee een essentieel onderdeel van de afvalvermalers achter te houden en de facto onbruikbare afvalvermalers geleverd. Daarmee heeft ShredX volgens haar niet voldaan aan haar verplichting tot het leveren van (complete) afvalvermalers en heeft zij dwangsommen verbeurd.
Daarmee heeft ShredX naar het oordeel van het hof niet voldaan aan de veroordeling in het kortgedingvonnis van 19 december 2013 tot tijdige levering aan Pharmafilter af fabriek van de betrokken afvalvermalers. Daaraan doet niet af dat in het kortgedingvonnis niet met zoveel woorden is bepaald dat verplichting tot levering mede betrekking had op de desbetreffende software, aangezien de afvalvermalers zonder de software naar het oordeel van het hof niet als compleet konden worden beschouwd. Evenmin doet daaraan af het betoog van ShredX c.s. – wat daar verder van zij – dat met het stellen van de eis dat de afvalvermalers niet incompleet mochten zijn in feite geëist wordt dat de afvalvermalers ‘deugdelijk’ waren en het gebod in het kortgedingvonnis nu eenmaal niet luidde dat de nakoming ‘deugdelijk’ zou zijn. Ten slotte verwerpt het hof het betoog van ShredX c.s. dat levering af fabriek onderscheiden dient te worden van installatie bij de eindgebruiker. Dit betoog is erop gebaseerd dat ShredX erop mocht vertrouwen dat zij in de gelegenheid zou worden gesteld tot het verrichten van hetgeen zij aanduidt als plaatsingshandelingen, waaronder het invoeren van de juiste locatie-specifieke instellingen in de software, in het ziekenhuis. Voor zover ShredX c.s. heeft willen betogen dat zij dat vertrouwen heeft gebaseerd en heeft mogen baseren op een overeenkomst met Pharmafilter, heeft zij haar stellingen dienaangaande in het licht van de betwisting door Pharmafilter onvoldoende onderbouwd, zodat daaraan moet worden voorbijgegaan. Ook overigens bieden de stellingen van ShredX c.s. onvoldoende aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat ShredX erop heeft mogen vertrouwen dat het verstrekken van de juiste software kon wachten totdat zij in de gelegenheid zou worden gesteld tot het verrichten van de plaatsingshandelingen.