ECLI:NL:GHDHA:2017:3797

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
2 januari 2018
Zaaknummer
BK-17/00679
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelastingen door heffingsambtenaar aan belanghebbende

In deze zaak gaat het om de vraag of de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland terecht een naheffingsaanslag parkeerbelastingen heeft opgelegd aan belanghebbende. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 17 november 2016, omdat de auto van belanghebbende geparkeerd stond zonder geldig parkeerrecht. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ook ongegrond verklaarde.

Belanghebbende is in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof Den Haag. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2017 is belanghebbende niet verschenen, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. Het Hof heeft vastgesteld dat de auto op het moment van parkeren op naam van belanghebbende stond ingeschreven in het kentekenregister. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat er geen betaling van parkeerbelasting is ontvangen voor het parkeren van de auto met kenteken [A]. Belanghebbende heeft aangevoerd dat een vriend per ongeluk een ander kenteken ([D]) had ingevoerd in de parkeerapp, maar het Hof oordeelt dat belanghebbende niet voldoende heeft aangetoond dat de belasting was betaald.

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00679

Uitspraak van 19 december 2017

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 juni 2017, nummer SGR 17/577, betreffende de onder 1.1 vermelde naheffingsaanslag.

Naheffingsaanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende op 17 november 2016 de onder 3.3 vermelde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente [Y] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 124. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 23 november 2017. De heffingsambtenaar is verschenen. Belanghebbende, die door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 1 november 2017, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen, heeft niet om uitstel van de zitting verzocht en is daar zonder bericht niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1.
Op 17 november 2016 om 10:09 uur stond een auto met kenteken [A] (de auto) geparkeerd aan de [B] te [Y] . Voor het parkeren van een voertuig aan de [B] is ingevolge de Verordening parkeerbelastingen 2016 van de gemeente [Y] (de Verordening) en de daarbij behorende Tarieventabel parkeerbelasting verschuldigd.
3.2.
Op het onder 3.1 genoemde tijdstip was de auto op naam van belanghebbende ingeschreven in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 (het kentekenregister).
3.3.
Aan belanghebbende is op 17 november 2016 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. Op 10 december 2016 heeft de heffingsambtenaar een duplicaat van de naheffingsaanslag aan belanghebbende gezonden. In het duplicaat is onder meer het volgende vermeld:
"datum en tijdstip : 17-11-2016 10:09 kosten naheffing € 60,00
plaats van constatering : [B] [Y] tarief parkeerheffing € 2,90
kenteken : [A]
merk : [C]
belastbaar feit: : GEEN GELDIG PARKEERRECHT."
3.4.
Tot de stukken van het geding behoort een door belanghebbende overgelegde uitdraai van SMSParking (de nota), welke de volgende parkeeractie vermeldt:
Kenteken
Zone
Locatie
Stad
Start
Stop
Kosten
[D]
[…]
[Y] zone […]
[Y]
2016-11-17 09:37:48
2016-11-17 10:58:44
3.91
De overige op de nota vermelde parkeeracties zijn onleesbaar, omdat belanghebbende deze zwart heeft gemaakt. Evenmin volgt uit de nota op wiens naam deze staat.

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
"6. De rechtbank overweegt als volgt. Indien de uitdraai die [belanghebbende] heeft ingebracht de andere parkeeracties zichtbaar had gelaten was mogelijk meer inzicht verschaft in de vraag of wel of niet aannemelijk is dat sprake is van een vergissing als gesteld. Met [de heffingsambtenaar] oordeelt de rechtbank dat een vergissing minder aannemelijk is als de uitdraai vele parkeeraanmeldingen bevat op het kenteken [D] . [Belanghebbende] heeft ter zitting weliswaar gesteld de auto met kenteken [D] niet te kennen, ondenkbaar is dit echter niet. Het is mogelijk dat beide auto’s in [Y] op hetzelfde tijdstip hebben geparkeerd. Daarbij weegt mee dat uit door [de heffingsambtenaar] opgevraagde aanmeldgegevens is gebleken dat in december 2016 laatstgenoemd kenteken opnieuw is aangemeld in [Y] .
7. [Belanghebbende] heeft ter zitting gesteld dat de app van SMS parking een ingetoetst kenteken onthoudt en dat daardoor in december 2016 nogmaals dezelfde fout is gemaakt. Pas op 10 december 2016 toen hij een duplicaat van de naheffingsaanslag ontving werd hij bewust van het foutief ingevoerde kenteken in de app van SMS parking. Na 10 december 2016 is het onjuist ingevoerde kenteken derhalve niet meer gebruikt. De rechtbank overweegt dat het zeker niet ondenkbaar is dat de vriend van [belanghebbende] in de periode tussen 16 november en de parkeeractie in december 2016 zelf zijn auto ook in deze zone heeft geparkeerd waarmee het niet aannemelijk is dat het ‘foutieve kenteken’ in de app is blijven staan. Dat [belanghebbende] de gegevens alleen als ingebracht kan overleggen omdat zijn vriend vreest voor misbruik van privacy gevoelige gegevens dient daarbij voor rekening en risico van [belanghebbende] te blijven. Het is derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een foutieve invoer zodat niet geoordeeld kan worden dat de aanmelding [belanghebbendes] auto betrof.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard."

Geschil, standpunten en conclusies

5.1.
In geschil is of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd.
5.2.
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.
5.3.
De belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag,
5.4.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.
Zolang de voldoening van de ter zake van het onder 3.1 vermelde parkeren niet heeft plaatsgevonden, wordt belanghebbende, op wiens naam de auto ten tijde van dat parkeren was ingeschreven in het kentekenregister, aangemerkt als degene die de auto heeft geparkeerd en is hij voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd (artikel 225, derde en vijfde lid, van de Gemeentewet en artikel 3, eerste en tweede lid, van de Verordening).
6.2.
De heffingsambtenaar heeft gesteld en belanghebbende heeft niet weersproken dat de gemeente geen betaling van parkeerbelasting heeft ontvangen voor het parkeren van een voertuig met het kenteken [A] op het onder 3.1 genoemde tijdstip. Dan ligt het op de weg van belanghebbende om zijn stelling dat de voor dit parkeren verschuldigde belasting is betaald door een vriend met behulp van een applicatie op diens mobiele telefoon waarbij abusievelijk het kenteken [D] in plaats van [A] is aangemeld, aannemelijk te maken. Met de Rechtbank is het Hof op de daartoe door de Rechtbank gebezigde gronden van oordeel dat belanghebbende hierin niet is geslaagd. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd, brengt het Hof niet tot een ander oordeel.
Slotsom
6.3.
Gelet op het voorgaande is het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.

Proceskosten

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door G.J. van Leijenhorst, H.A.J. Kroon en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 19 december 2017 in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. In plaats van de voorzitter heeft H.A.J. Kroon de uitspraak ondertekend.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.