ECLI:NL:GHDHA:2017:3789
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake regresvordering en verdeling inboedel na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de inboedel na de echtscheiding aan de orde zijn. De vrouw heeft een regresvordering op de man ingediend, omdat zij meer dan 50% van een gezamenlijke schuld heeft voldaan. De man is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 november 2016, waarin is bepaald dat hij gerechtigd is tot bepaalde goederen uit de inboedel, waaronder een schilderij en litho's. De vrouw heeft in incidenteel appel verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en een bedrag van € 12.489,42 van de man te vorderen, vermeerderd met wettelijke rente.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juli 2017 is de man niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, en heeft geoordeeld dat er geen goederenrechtelijke gemeenschap bestaat. De man heeft verzocht om de verdeling van de inboedel te herzien, maar het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft bepaald dat de man recht heeft op de eerder genoemde goederen. De vrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de schuld bij de bank, die zij volledig heeft afgelost, en het hof heeft geoordeeld dat de man voor de helft draagplichtig is voor deze schuld.
Het hof heeft de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigd en de man veroordeeld om de vrouw het bedrag van € 12.489,42 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is uitgesproken op 11 oktober 2017 door het Gerechtshof Den Haag.