ECLI:NL:GHDHA:2017:3788
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep partneralimentatie en behoefte van de vrouw
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie die de man aan de vrouw moet betalen. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor de vrouw is vastgesteld op € 392,- per maand, naast een kinderalimentatie van € 224,- per maand per kind voor hun twee minderjarige kinderen. De vrouw heeft op 7 maart 2017 een verweerschrift ingediend en de zaak is op 28 juli 2017 mondeling behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de behoefte van de vrouw € 1.550,- netto per maand bedraagt. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de partneralimentatie af te wijzen, terwijl de vrouw verzoekt om bekrachtiging van de beschikking.
Het hof oordeelt dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar werkzaamheden op dit moment niet kan uitbreiden, ondanks de suggestie van de man dat zij meer uren zou moeten kunnen werken. De vrouw heeft een vast contract voor 16 uur per week en haar werkgever vereist dat zij in haar vrije uren beschikbaar is om in te vallen. Het hof heeft begrip voor de situatie van de vrouw en oordeelt dat zij zich voldoende heeft ingespannen om een baan naast haar huidige baan te vinden. De stelling van de man dat de vrouw zwart werkt, wordt gepasseerd omdat deze niet aannemelijk is gemaakt. Het hof concludeert dat de vrouw behoefte heeft aan de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 392,- per maand, gezien haar eigen inkomen van circa € 700,- netto per maand. De man heeft geen draagkrachtverweer gevoerd, waardoor het hof oordeelt dat hij in staat is om deze alimentatie te voldoen. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en wijst het overige verzoeken af.