Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
12. Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de vrouw tot partneralimentatie en dat Pools recht van toepassing is op de partneralimentatie.
13. Primair stelt de man dat de rechtbank ten onrechte in het kader van de partneralimentatie naar de schuldvraag onder Pools recht heeft gekeken. Dit had niet gemoeten om dat Nederlands recht op de echtscheiding van toepassing is en de schuldvraag onder Nederlands recht geen rol speelt. De man voert aan dat bij toepassing van het Poolse recht de schuldvraag niet onder het onderhoudsstatuut valt zoals de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld, maar onder het echtscheidingsstatuut. De vrouw heeft de schuldvraag in het kader van de echtscheiding niet ter sprake gebracht. De schuldvraag is onder Pools recht ook geen voorwaarde voor het kunnen verkrijgen van partneralimentatie. De schuldvraag heeft slechts invloed op de hoogte en duur van een recht op partneralimentatie. Indien een van de echtgenoten in Polen wil scheiden, dient de verzoeker volgens de man direct in het verzoekschrift aan te geven of deze wil scheiden zonder of met beantwoording van de schuldvraag. De schuldvraag later in de procedure opwerpen, zoals de vrouw thans doet, is naar Pools recht tardief en kan niet worden gehonoreerd. Naar Pools recht is het bij enige mate van schuld aan beide zijden onmogelijk een echtscheiding met exclusieve schuld van de andere echtgenoot te verkrijgen. De man betwist dat met de door de rechtbank omschreven (wijze van de) scheidingsmelding sprake is van een zodanige schending van een van de rechten of plichten die het huwelijk met zich brengt dat de man exclusieve schuld heeft aan de ontwrichting van het huwelijk. De vrouw heeft dit overigens noch gesteld, noch onderbouwd volgens de man. In het geval het hof mocht oordelen dat sprake is van schuld aan de ontwrichting van het huwelijk aan de zijde van de man, heeft de man betoogd dat de vrouw ook wel degelijk schuld had aan de ontwrichting van het huwelijk. Indien beide echtgenoten schuldig worden verklaard aan de ontwrichting van het huwelijk, bestaat er alleen recht op partneralimentatie indien de alimentatiegerechtigde in financiële nood verkeert, aldus de man. Dit laatste heeft de vrouw volgens de man niet aangetoond.
14. Volgens de vrouw is de schuldvraag in het kader van de echtscheiding terecht niet aan de orde gekomen omdat Nederlands recht op de echtscheiding is toegepast. Volgens de vrouw heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat van belang is of één van partijen verantwoordelijk is voor de ontbinding van de huwelijkse relatie, nu deze vraag relevant is voor de omvang en de duur van het recht op partneralimentatie naar Pools recht. Verder heeft de rechtbank naar de mening van de vrouw niets overwogen over het onderhoudsstatuut, noch heeft de rechtbank overwogen dat de schuldvraag een voorwaarde is voor het verkrijgen van partneralimentatie. De rechtbank heeft niet geoordeeld dat partneralimentatie naar Pools recht slechts kan worden vastgesteld indien sprake is van schuld. De overige punten van de man die ingaan op de echtscheiding naar Pools recht, zijn volgens de vrouw niet relevant nu Nederlands recht van toepassing is op de echtscheiding. De vrouw handhaaft haar standpunt dat de echtscheiding aan de man te wijten is en dat hij reeds een andere relatie had op het moment dat hij zijn wens tot echtscheiding kenbaar maakte aan de vrouw. Los daarvan, is het enkele feit dat deze mededeling wordt gedaan per sms (of whatsapp) al voldoende reden in het Poolse recht om schuld aan te nemen. Verder wordt het criterium van financiële nood door de vrouw betwist. Volgens de vrouw gaat het om redelijke behoefte en niet om financiële nood. De onschuldige echtgenoot hoeft bovendien niet in een situatie van materiele gebrekkigheid te verkeren.
15. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 9 is overwogen, is op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht van toepassing.
16. Een echtscheiding wordt op grond van artikel 1:151 BW op verzoek van één van de echtgenoten uitgesproken als het huwelijk duurzaam is ontwricht. Naar Nederlands recht speelt de schuldvraag geen rol bij de beoordeling van een verzoek tot echtscheiding. Naar Pools recht bepaalt de rechtbank (enkel) ter gelegenheid van het uitspreken van een echtscheiding tevens of, en zo ja in welke mate, een of beide van de echtgenoten schuldig zijn aan de ontbinding van de huwelijkse relatie (artikel 57 paragraaf 1 Familiewetboek (hierna: Fw) van 25 februari 1964 [Pools: Kodeks rodzinny i opekuńczy], laatstelijk gewijzigd bij wet van 28 november 2014). Het hof overweegt dat naar Pools recht de beantwoording van de schuldvraag niet aan de orde is in het kader van de beoordeling van het recht op partneralimentatie. Het antwoord op deze vraag is overigens slechts van invloed op de hoogte en duur van een recht op partneralimentatie. Nu de schuldvraag in het kader van de echtscheiding niet aan de orde heeft behoeven te komen/is gekomen, zal het hof het verzoek van de vrouw tot het bepalen van partneralimentatie behandelen. Daarbij gaat het hof ervan uit dat geen van partijen exclusieve schuld heeft aan de echtscheiding.
16. De man heeft, gelet op hetgeen door het hof hiervoor is overwogen, geen belang meer bij zijn grief. Het hof overweegt evenwel ten overvloede dat hij terecht is opgekomen tegen de relevante overwegingen van de rechtbank op dit punt, nu de rechtbank niet kenbaar rekenschap heeft afgelegd over de vraag hoe het Poolse (bewijs)recht ten aanzien van de schuldvraag moet worden toegepast en overigens uit de door de rechtbank gememoreerde omstandigheden niet, althans niet zonder meer, kan worden afgeleid dat de man exclusieve schuld heeft aan de echtscheiding.
Behoefte en behoeftigheid van de vrouw
17. De rechtbank heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 689,-- netto per maand. De rechtbank is daarbij uitgegaan van de door de vrouw begrote totale behoefte van € 1.300,-- per maand en heeft rekening gehouden met de lagere levensstandaard in Polen, zoals door de man is gesteld, inhoudende dat de kosten van levensonderhoud in Nederland en Polen zich op grond van de “Costs of Living Index by Country 2016” verhouden als 1 staat tot 0,53. Op deze naar de Poolse levensstandaard gecorrigeerde behoefte heeft de rechtbank een door de vrouw ontvangen kindgebonden budget van € 465,-- per maand in mindering gebracht. De aanvullende behoefte heeft de rechtbank aldus berekend op (€ 689,- minus € 465,- =) € 224,-- netto per maand. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat door de vrouw niet voldoende is aangetoond dat zij niet in staat is het inkomen te verwerven dat noodzakelijk is om in haar aanvullende behoefte te voorzien en de rechtbank heeft daarop het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen.
18. De vrouw is van mening dat haar behoefte onjuist is vastgesteld. Zij voert daartoe aan dat bij de toepassing van het Poolse recht de daadwerkelijke kosten en materiële behoefte niet leidend zijn voor de hoogte van de vast te stellen alimentatie. Een aftrek van verdiencapaciteit of inkomen dan wel kindgebonden budget is naar Pools recht niet correct. Ook is de omrekening van de behoefte van de Poolse levensstandaard onjuist uitgevoerd door de rechtbank. Naar Pools recht dient de bijdrage ervoor te zorgen dat de redelijke behoeften van de vrouw worden gedekt in verhouding tot het inkomen en de financiële situatie van de man. Nu in ieder geval uit de inkomensgegevens blijkt dat de financiële situatie tussen partijen niet in verhouding is, is er voldoende grond om een bijdrage vast te stellen. Primair stelt de vrouw dat een partneralimentatie dient te worden vastgesteld van € 1.300,-- per maand zonder verrekening van enige (mogelijke) inkomsten. De vrouw betoogt dat zij deze behoefte wel degelijk heeft onderbouwd en deze posten zijn niet ongebruikelijk. Subsidiair berekent de vrouw haar resterende behoefte op € 579,-- per maand. Bij haar verweerschrift tevens incidenteel appel corrigeert de vrouw haar in eerste aanleg overgelegde behoeftelijst met de volgende posten:
- Internet 49 Poolse zloty = € 12,-- per maand
- Kabel tv 89,9 Poolse zloty = € 22,50 per maand
- Autokosten 4.000 Poolse zloty = € 1.000,-- per maand
- Dieren 200 Poolse zloty = € 50,-- per maand
- Mobiele telefoon 85 Poolse zloty = € 21,-- per maand
- Feestdagen/cadeaus 2.000 Poolse zloty = € 1.000,-- per jaar
- Medicijnen 40 Poolse zloty = € 10,-- per maand
- Onderhoud huis 3.000 Poolse zloty = € 750,-- per jaar
- Schoonmaakmiddelen 100 Poolse zloty = € 25,-- per maand
- Verzorgingsmiddelen 50 Poolse zloty = € 12,50 per maand.
Ter zitting stelt de vrouw nog dat onzeker is of zij haar baan in de toekomst kan behouden.
19. De man wijst erop dat de vrouw haar stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Nu de beide echtgenoten schuld hebben aan de ontwrichting van het huwelijk, bestaat er volgens de man alleen recht op partneralimentatie, indien de alimentatiegerechtigde in financiële nood verkeert en slechts voor een periode van vijf jaar. De man betwist dat de vrouw in financiële nood zou verkeren, dan wel dat de vrouw dit zou hebben aangetoond. Ten aanzien van de behoefte van de vrouw verwijst de man voor zijn standpunt naar de punten 39 tot en met 44 van zijn appelschrift in de zaak met zaaknummer 200.210.660/01. De man heeft de behoeftelijst van de vrouw van € 1.300,- per maand uitvoerig en gemotiveerd betwist. De man heeft gesteld dat indien ondanks dat de vrouw haar behoeftelijst op geen enkele wijze heeft onderbouwd, toch gerekend moet worden met een bedrag aan behoefte voor de vrouw, de man ermee zou kunnen instemmen dat dit bedrag wordt vastgesteld aan de hand van de 60% regel. Het bedrag dat uit deze regel volgt (60% van het door de man onder posita 19 tot en met 23 van zijn brief van 5 augustus 2016 berekende netto besteedbaar gezinsinkomen in het jaar van de scheidingsmelding (2014) van € 1.844,-- minus de kosten van de kinderen in 2014, te weten een bedrag van € 346,-- (zoals door de man bij zijn pleitnotities gecorrigeerd), zijnde een bedrag van (€ 1.844,- minus € 346,- x 0,6) € 899,-- per maand. Dit bedrag dient nog wel omgerekend te worden naar de Poolse levensstandaard, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 476,-- per maand. Volgens de man ontvangt de vrouw naast haar salaris van € 350,-- netto per maand, tot 12 mei 2017 een bedrag van € 465,-- per maand en met ingang van 12 mei 2017 een bedrag van € 371,-- per maand aan kindgebonden budget en een bedrag van € 547,56 per kwartaal, zijnde € 182,52 per maand aan kinderbijslag. Daarnaast is de man van mening dat aan de vrouw een hogere verdiencapaciteit kan worden toegedicht. De man merkt op dat het Poolse minimumloon € 417,55 per maand bedraagt.
20. Het hof stelt voorop dat de omvang van de onderhoudsplicht op grond van artikel 135 paragraaf 1 Fw wordt afgemeten aan de hand van gerechtvaardigde noden van de onderhoudsgerechtigde én de financiële mogelijkheden (inkomens en vermogen) van de onderhoudsplichtige. Tussen partijen bestaat discussie over de invulling van het begrip “gerechtvaardigde noden”. De man betoogt dat sprake moet zijn van financiële nood aan de zijde van de vrouw. Volgens de vrouw dient een partneralimentatie te voorkomen dat de echtscheiding een aanzienlijke verslechtering van de materiële situatie teweegbrengt. Volgens de vrouw dient naar Pools recht de partneralimentatie ervoor te zorgen dat de redelijke behoeften van de vrouw worden gedekt in verhouding tot het inkomen en de financiële situatie van de man.
21. Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld dat beide partijen het erover eens zijn dat de invulling van het begrip “gerechtvaardigde noden” in ieder geval niet ziet op een huwelijks- gerelateerde behoefte, ziet het hof geen directe aanknopingspunten voor het hanteren van financiële nood aan de zijde van de vrouw als invulling van het wettelijk criterium. Bij gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw, is dit door de man onvoldoende onderbouwd en daarbij komt dat dit ook overigens niet blijkt uit de aan het hof ter beschikking staande rechtsbronnen. Hierbij heeft ook nog te gelden dat in artikel 14 van het Haagse Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (hierna: het Haagse Protocol) is bepaald dat, ook wanneer het toepasselijke recht anders bepaalt, bij de vaststelling van het bedrag van het levensonderhoud rekening wordt gehouden met de behoeften van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht van de onderhoudsplichtige.
22. De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat haar behoefte gelijk gesteld kan worden met het bedrag van haar feitelijke uitgaven. In eerste aanleg heeft de vrouw bij F9 formulier van
9 mei 2016 een behoeftelijst overgelegd waaruit een behoefte blijkt van € 1.300,-- per maand.
De man heeft bij zijn brief van 5 augustus 2016 de volgende posten van deze lijst betwist:
- de post eten van 350 Poolse zloty per week; primair heeft de vrouw volgens de man deze lasten niet onderbouwd. Subsidiair dient volgens de man in redelijkheid met een bedrag aan eten van in totaal 150 Poolse zloty per week rekening te worden gehouden;
- de post hypotheeklasten van 635 Poolse zloty per maand; de man stelt dat hij de opgevoerde hypotheeklasten heeft betaald;
- de posten internet, kabel, autokosten, dieren, mobiele telefoon, kerst, Pasen, Cadeaus, medicijnen, onderhoud huis, schoonmaakmiddelen, verzorgingsmiddelen, verzekeringen, worden door de man betwist, nu de vrouw deze posten niet heeft onderbouwd.
Volgens de man moet in meer algemene zin aan het behoefteoverzicht voorbij worden gegaan omdat de vrouw dit niet heeft onderbouwd.
23. Het hof stelt voorop dat op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:3 BW het Nederlands recht van toepassing is. Het hof overweegt vervolgens dat gelet op de gemotiveerde betwisting door de man van de behoefte en de behoeftigheid van de vrouw, het naar het oordeel van het hof op de weg van de vrouw had gelegen om de door haar gestelde behoefte en behoeftigheid nader te specificeren en met verificatoire bescheiden te onderbouwen. De door de vrouw in eerste aanleg als ook in hoger beroep overgelegde stukken bij de door haar overgelegde behoeftelijst zijn daartoe onvoldoende. Het hof kan de (aanvullende) behoefte van de vrouw in redelijkheid - mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de man - niet behandelen, nu zij ook ten aanzien van de door haar genoten inkomsten geen stukken heeft overgelegd. Ook in hoger beroep heeft zij geen salarisspecificaties overgelegd. Weliswaar heeft de vrouw een aantal - grotendeels in de Poolse taal gestelde - facturen overgelegd, maar zij heeft deze op geen enkele wijze (nader) onderbouwd. De grief van de vrouw faalt derhalve. Dit brengt mee dat het hof de bestreden beschikking, voor zover daarbij het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partneralimentatie is afgewezen, zal bekrachtigen.