ECLI:NL:GHDHA:2017:3713
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ouderlijk gezag en voogdij in het belang van de ontwikkeling van minderjarigen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn drie minderjarige kinderen. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het medeplegen van mishandeling van zijn kinderen uit een eerder huwelijk. De rechtbank had eerder het ouderlijk gezag van zowel de vader als de moeder beëindigd en de gecertificeerde instelling benoemd tot voogdes over de minderjarigen. De vader betwistte de gezagsbeëindiging en stelde dat hij in staat was om voor zijn kinderen te zorgen binnen een aanvaardbare termijn.
Het hof heeft de feiten uit de eerdere beschikking van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat de minderjarigen ernstig getraumatiseerd zijn en dat er sprake is van hechtingsproblematiek. De vader ontkende dat zijn opvoedingsstijl een negatieve invloed had op de kinderen en stelde dat de problemen voortkwamen uit de uithuisplaatsing. De raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling stelden echter dat de vader geen verantwoordelijkheid nam en dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd werden.
Na het horen van de argumenten van beide partijen, concludeerde het hof dat de vader niet in staat was om binnen een aanvaardbare termijn een stabiele opvoedsituatie te bieden. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het ouderlijk gezag was beëindigd en de gecertificeerde instelling was benoemd tot voogdes. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten van het geding werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.