In deze zaak gaat het om een geschil tussen belanghebbende, [X] te [Z], en de Inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, over de hoogte van een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 109.937, inclusief een pensioenuitkering van € 85.105. Belanghebbende betwistte de aanslag en stelde dat de pensioenuitkering niet correct was meegenomen in het belastbaar inkomen. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Den Haag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 augustus 2017 werd het standpunt van belanghebbende herhaald dat de pensioenuitkering niet in zijn belastbaar inkomen moest worden opgenomen, omdat dit zou leiden tot dubbele belastingheffing. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de aanslag te hoog was vastgesteld. Het Hof bevestigde dat de Inspecteur de pensioenuitkering terecht in de heffing van inkomstenbelasting had betrokken, omdat belanghebbende dit bedrag daadwerkelijk had ontvangen. Het Hof maakte de oordelen van de Rechtbank tot de zijne en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De opgelegde verzuimboete van € 344 werd als passend en geboden beschouwd, gezien het aangifteverzuim van belanghebbende.
De uitspraak van het Hof werd op 26 september 2017 openbaar gemaakt, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.