In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding met betrekking tot de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, die bij de man verblijven. De man is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin de vorderingen van de man werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter had eerder een zorgregeling vastgesteld, waar de man zich niet aan hield. Het hof oordeelt dat de man opzettelijk de uitvoering van de zorgregeling frustreert en dat er geen wijziging van omstandigheden is die een aanpassing van de zorgregeling rechtvaardigt. De man had de beschikking van de rechtbank van 20 december 2016 niet aangevochten en is derhalve gehouden deze na te komen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt de man in de kosten van het hoger beroep.