ECLI:NL:GHDHA:2017:3433

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
22-002071-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als verweer in geweldszaak tegen portier

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, werkzaam als portier bij een uitgaansgelegenheid, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, voor openlijk geweld tegen een benadeelde partij op 27 september 2015 in Zoetermeer. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, omdat hij zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte in een situatie verkeerde waarin hij zich moest verdedigen tegen de aanranding door de benadeelde partij. Het hof oordeelde dat de gekozen gedragingen van de verdachte als verdedigingsmiddel in redelijke verhouding stonden tot de ernst van de aanranding. Het hof honoreerde het beroep op noodweer en verklaarde het bewezen verklaarde niet strafbaar, waardoor de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de overige tenlasteleggingen. De uitspraak benadrukt de toepassing van noodweer in situaties van geweld en de proportionaliteit van de verdediging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002071-17
Parketnummer: 09-194753-15
Datum uitspraak: 20 oktober 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 april 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1995,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 6 oktober 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Zoetermeer openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres], ter hoogte van uitgaansgelegenheid [x], in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij], welk geweld bestond uit het (met kracht) vastpakken/klemmen bij/om de keel van voornoemde [benadeelde partij] en/of het stompen/slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [benadeelde partij];
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 september 2015 te Zoetermeer openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres], ter hoogte van uitgaansgelegenheid [x],
in elk geval op of
aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij],
welk geweld bestond uit het (met kracht) vastpakken/klemmen
bij/om de keelvan voornoemde [benadeelde partij] en
/ofhet stompen/slaan tegen het
hoofd en/of hetlichaam van voornoemde [benadeelde partij]
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel dat sprake was van noodweerexces.
De raadsman heeft – kort gezegd - gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich moest verdedigen. De gekozen gedragingen – als verdedigingsmiddel – stonden in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Indien het hof zou menen dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden dan handelde de verdachte vanuit een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof stelt op grond van het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij] komen rond 05:00 uur ’s nachts terug bij uitgaansgelegenheid [x] nadat hen reeds 3 keer de toegang tot [x] is geweigerd. [benadeelde partij 2] loopt met versnelde pas op portier [verdachte] af en geeft [verdachte] een duw waardoor deze bijna ten val komt. Kort achter hem loopt [benadeelde partij] die vervolgens slaande bewegingen maakt in de richting van [verdachte]. [verdachte] heeft verklaard dat hij ten minste twee keer geraakt is. Vervolgens hebben [verdachte] en zijn medeportier [medeportier] geprobeerd [benadeelde partij] onder controle te brengen. Blijkens de verklaringen van [verdachte] en [medeportier] stribbelde [benadeelde partij] hierbij tegen, hetgeen wordt bevestigd door de beelden. Door dit tegenstribbelen van [benadeelde partij] was het lastig om hem naar de grond te brengen. Ook het feit dat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] aan de ene kant, en [medeportier] aan de andere kant een dranghek stond, bemoeilijkte het naar de grond brengen van [benadeelde partij]. [medeportier] hield [benadeelde partij] vast onder zijn armen en [verdachte] heeft [benadeelde partij] een aantal keren tegen zijn bovenlichaam gestompt om, zoals hij heeft verklaard, het verzet van [benadeelde partij] te breken zodat hij naar de grond kon worden gebracht. Uiteindelijk is het gelukt [benadeelde partij] naar de grond te brengen. Anders dan de rechtbank gaat het hof er niet vanuit dat [verdachte] [benadeelde partij] in het gezicht heeft geraakt. Enige aanwijzing voor letsel in het gezicht van [benadeelde partij] ontbreekt, terwijl het ontstaan daarvan gezien de frequentie en de ogenschijnlijke kracht van de slagen wel voor de hand had gelegen als hij in zijn gezicht was geraakt.
Het hof is op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de verdachte de hem verweten gedragingen heeft verricht in een situatie waarin, en op een tijdstip waarop, voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen en andermans lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hij was als portier samen met zijn collega medeverdachte [medeportier] op dat moment verantwoordelijkheid voor de deurcontrole en de veiligheid van de bezoekers van [x]. Ten aanzien van de gekozen gedragingen als verdedigingsmiddel is het hof van oordeel dat het door [verdachte] en [medeportier] jegens [benadeelde partij] gebruikte geweld heftig is geweest, maar nog net binnen de proportionaliteitsgrenzen is gebleven. Bij dit oordeel speelt mee dat zich in de directe nabijheid ook [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] bevonden. Op de beelden is te zien dat [benadeelde partij 2] met moeite in bedwang kan worden gehouden door beveiligers van een andere horecagelegenheid en dat [benadeelde partij 3] zich druk gesticulerend tot [verdachte] en [medeportier] richt. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat aan de verdachte een beroep op noodweer toekomt.
Het bewezen verklaarde levert derhalve geen strafbaar feit op en de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Nu het hof het beroep op noodweer honoreert, behoeft het beroep op noodweerexces geen bespreking.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. T.B. Trotman en mr. J.W. van den Hurk, in bijzijn van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 oktober 2017.
Mr. J.W. van den Hurk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.