ECLI:NL:GHDHA:2017:3423
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1974, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tegen dit vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 november 2017 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, omdat hij niet ter terechtzitting was verschenen en geen schriftelijke grieven had ingediend.
Het hof heeft vastgesteld dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, maar dat de verdachte geen schriftuur met grieven heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren heeft opgegeven tijdens de zitting. Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld aan de hand van artikel 422, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, omdat hij niet heeft voldaan aan de wettelijke eisen voor het indienen van grieven.
De mogelijkheid dat de inleidende dagvaarding nietig is, staat hieraan niet in de weg, zoals eerder is vastgesteld in de Hoge Raad op 14 juni 2016. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de zaak ambtshalve terug te verwijzen naar de rechtbank. De beslissing van het hof is op de openbare terechtzitting uitgesproken en is vastgelegd in het arrest.