ECLI:NL:GHDHA:2017:3406

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
22-001750-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting gepleegd door zich voor te doen als buurman tijdens tachtigste verjaardag van slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1966, heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting. Hij deed zich voor als de buurman van het slachtoffer, die zijn tachtigste verjaardag vierde, en maakte gebruik van leugenachtige mededelingen over zijn vrouw die in het ziekenhuis lag en dat hij geen geld had voor benzine. De verdachte heeft het slachtoffer, door deze misleiding, bewogen tot het geven van een geldbedrag van 10 euro. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal had een zwaardere straf van 4 weken gevorderd, maar het hof oordeelde dat de eerdere veroordeling niet in stand kon blijven. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmotivering. Het hof heeft de oplichting gekwalificeerd op basis van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en heeft de verdachte als strafbaar verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001750-17
Parketnummer: 09-817730-17
Datum uitspraak: 20 oktober 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 april 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1966,
[adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 20 oktober 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts zijn de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard en is de vordering tot gevangenneming afgewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2017 te Delft, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 10 euro, door tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat hij diens buurman is en/of dat zijn, verdachtes, vrouw in het ziekenhuis lag en/of dat hij, verdachte, geen geld had voor benzine voor de rit naar het ziekenhuis en/of door te vragen of die [benadeelde partij] hem om voornoemde reden geld wilde geven.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Nadere overweging
De verdachte heeft op 7 april 2017 tegenover de politie verklaard dat de woning van de aangever zich bevindt in de binnenstad en dat hij zelf woont aan de buitenzijde van de stad, waarna hij desgevraagd heeft bevestigd dat hij niet de buurman van de aangever is. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte, door zich als de buurman van de aangever voor te doen, een valse hoedanigheid heeft aangenomen in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 januari 2017 te Delft,
althans in Nederlandmet het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van
enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weteneen geldbedrag
van 10 euro, door tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat hij diens buurman is en
/ofdat zijn, verdachtes, vrouw in het ziekenhuis lag en
/ofdat hij, verdachte, geen geld had voor benzine voor de rit naar het ziekenhuis
en/of door te vragen of die [benadeelde partij] hem om voornoemde reden geld wilde geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan oplichting. De verdachte heeft zich jegens het slachtoffer, die juist zijn tachtigste verjaardag aan het vieren was, eerst voorgedaan als zijn buurman en hem vervolgens de leugenachtige mededelingen gedaan dat zijn vrouw in het ziekenhuis lag en dat hij geen geld meer had voor benzine. Het hof neemt het de verdachte met name kwalijk dat hij aldus misbruik heeft gemaakt van de gevorderde leeftijd van het slachtoffer, het vertrouwen dat het slachtoffer hem als vermeende buurman wilde geven en de gemoedstoestand waarin het slachtoffer op dat moment verkeerde. Het hof rekent de verdachte dergelijk handelen zeer aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van – onder meer soortgelijke - strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 oktober 2017.