ECLI:NL:GHDHA:2017:3381

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
001529-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer in een strafzaak

Op 22 november 2017 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had eerder, op 10 november 2017, een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren van wrakingskamer A, dat werd behandeld door dezelfde kamer. De raadsheren gaven aan niet in de wraking te berusten en verschenen niet ter zitting. Het hof heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek ontvankelijk was, maar niet tot wraking kon leiden. Het hof oordeelde dat de verzoeker geen zwaarwegende aanwijzingen had aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het hof concludeerde dat verzoeker misbruik maakte van zijn bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen en bepaalde dat toekomstige verzoeken in deze strafzaak niet in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd mondeling uitgesproken en later schriftelijk vastgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 001529-17 (wrakingsverzoek II)
Zaaknummer : 001529-17 (wrakingsverzoek I)
Parketnummer hoofdzaak : 22-000658-17
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken,zoals mondeling uitgesproken in het openbaar op 22 november 2017 om 13:50 uur,
inzake het schriftelijke verzoek tot wraking van de wrakingskamer, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, van een persoon zich noemend:

[verzoeker],

naar zijn zeggen namens
[verzoeker]en
[medeverdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende aan [adres],
hierna verzoeker.

Het geding

In de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd rolnummer heeft op 23 oktober 2017 een terechtzitting van de meervoudige strafkamer plaatsgevonden, alwaar mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. R.M. Bouritius en mr. M. Pheijffer, zitting hadden.
Als uitspraakdatum is na afloop van de zitting vastgesteld 6 november 2017.
Bij brief van 23 oktober 2017 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van genoemde raadsheren gedaan (hierna: wrakingsverzoek I).
De raadsheren hebben in een schriftelijke reactie medegedeeld niet in de wraking te berusten en hebben kenbaar gemaakt dat zij niet aanwezig zullen zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek.
Wrakingskamer A, bestaande uit mr. J.A. van Kempen, voorzitter, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. E.M. Vrouwenvelder, heeft wrakingsverzoek I op 10 november 2017 ter openbare terechtzitting behandeld. Verzoeker is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De advocaat-generaal mr. M. Bode heeft haar standpunt uiteengezet. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De raadsheren van wie de wraking is verzocht, zijn niet ter terechtzitting verschenen.
5. Bij brief van 10 november 2017 (na afloop van de in 4 bedoelde terechtzitting) heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de raadsheren van wrakingskamer A gedaan (hierna
:wrakingsverzoek II).
6. Deze raadsheren hebben in een schriftelijke reactie medegedeeld niet in de wraking te berusten en hebben kenbaar gemaakt dat zij niet aanwezig zullen zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek.
7. Wrakingskamer B, bestaande uit mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter,
mr. K. Schaffels en mr. Chr. Th. P. M. Zandhuis, heeft wrakingsverzoek II op 22 november 2017 ter openbare terechtzitting behandeld. Blijkens de mededeling van de bode was een persoon, zich noemende [verzoeker], buiten de rechtszaal aanwezig, doch na het uitroepen van de zaak is deze persoon niet ter terechtzitting verschenen. De wrakingskamer heeft vervolgens verstek verleend tegen de niet verschenen verzoeker. De advocaat-generaal mr. M. Bode heeft haar standpunt uiteengezet. De raadsheren van wie de wraking is verzocht, zijn niet ter terechtzitting verschenen.
8. Na sluiting van het onderzoek heeft wrakingskamer B zich teruggetrokken in raadkamer en nadat de openbare uitspraak was uitgeroepen mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing is de schriftelijke vastlegging daarvan.

Het wrakingsverzoek,

9. Verzoeker heeft – kort samengevat – de volgende gronden voor wraking aangevoerd:
  • De oproep voor de zitting is om onduidelijke (vooringenomen) redenen niet helder en eenduidig geautografeerd.
  • Door het uit elkaar trekken van de zaken van verzoeker en [medeverdachte] door wrakingskamer A is verzoeker in zijn verdediging geschaad en steunt wrakingskamer A fraude.
  • Aan verzoeker is door deze “gerechtelijke aanpak” psychisch leed toegebracht.
  • Wrakingskamer A toont vooringenomenheid doordat de togadragers een tegenstrijdige dubbele eed hebben afgelegd, te weten een publieke en een zakelijke eed.
  • Wrakingskamer A is vooringenomen doordat zij – door het niet toestaan van audiovisuele middelen op de zitting – de persvrijheid hebben geschonden en de transparantie en de controleerbaarheid hebben belemmerd.
  • De voorzitter van wrakingskamer A heeft gedreigd met het verwijderen van aanwezigen. Dit wijst op vooringenomenheid.
  • De voorzitter van wrakingskamer A heeft verzoeker verboden gebruik te maken van de inbreng en adviezen van zijn ter zitting aanwezige juridisch adviseur “omdat hij verkeerd gekleed is” of “op andere gronden die in strijd zijn met artikel 14b van het verdrag in het burgerlijk politiek recht”.
10. De raadsheren van wie de wraking is verzocht hebben zich blijkens hun schriftelijke reactie d.d. 20 november 2017 – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de door verzoeker aangevoerde feiten of omstandigheden, noch ieder afzonderlijk noch in onderling verband en samenhang bezien, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat zij jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
11. De advocaat-generaal heeft zich nader gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek ontvankelijk is en dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen, nu de gronden die verzoeker heeft aangevoerd niet kunnen leiden tot wraking van de wrakingskamer. Er is geen sprake van vooringenomenheid, dan wel van een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid.

Beoordeling van de ontvankelijkheid

12. Wrakingskamer A heeft wrakingsverzoek I op 10 november 2017 ter openbare terechtzitting behandeld. Ter terechtzitting van 10 november 2017 heeft de voorzitter het onderzoek ter zitting gesloten en medegedeeld dat de beslissing uiterlijk veertien dagen later zal worden gegeven. Op 10 november 2017, na sluiting van het onderzoek ter zitting en voor de einduitspraak, is het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek II binnengekomen. Het wrakingsverzoek is tijdig en schriftelijk ingediend. Verzoeker is ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

13. Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
13. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter uit hoofde van zijn aanstelling te worden
vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een
zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens de verzoeker een
vooringenomenheid koestert, althans dat bij de verzoeker dienaangaande vrees objectief
gerechtvaardigd is.
15. Verder heeft als uitgangspunt te gelden dat afwijzende noch toewijzende beslissingen van een rechter in het algemeen een grond vormen om te veronderstellen dat de betrokken rechter een vooringenomenheid jegens de verzoeker koestert of dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Wraking kan niet fungeren als
rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen. Vrees voor vooringenomenheid kan slechts objectief gerechtvaardigd zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring kan worden gevonden dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is gegeven. De beslissing van de voorzitter tot het afwijzen van het verzoek tot maken van video-opnamen levert naar het oordeel van het hof geen uitzonderlijke omstandigheid op die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de raadsheren jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat bij verzoeker dienaangaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
16. Voor het overige overweegt de wrakingskamer het volgende. Noch uit het wrakingsverzoek zelf, noch uit de verhandelingen over de gang van zaken op de wrakingszitting van 10 november 2017, kunnen naar het oordeel van de wrakingskamer feiten of omstandigheden worden afgeleid die grond opleveren voor het oordeel dat de raadsheren van wrakingskamer A jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren althans dat bij verzoeker dienaangaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
17. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen.
18. De wrakingskamer ziet, gelet op de inhoud van wrakingsverzoek II en van wrakingsverzoek I, aanleiding om toepassing te geven aan artikel 515, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen, misbruikt. Daarom zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de onderhavige strafzaak van de verzoeker niet in behandeling wordt genomen.

Beslissing

Het hof:
  • verklaart verzoeker ontvankelijkin het verzoek tot wraking;
  • wijst afhet verzoek tot wraking van mr. J.A. van Kempen, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. E.M. Vrouwenvelder;
- bepaalt dat een
volgend verzoek tot wrakingin de onderhavige zaak
niet in
behandeling wordt genomen;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan verzoeker, genoemde raadsheren en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven op 22 november 2017 door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville voorzitter, mr. K. Schaffels en mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, in aanwezigheid van de griffier
mr. L.A.M. Karels.