ECLI:NL:GHDHA:2017:3268

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
200.223.881-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake asbestsaneringsovereenkomst en Second Opinion procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep van TOTAAL SERVICE B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een asbestsaneringsovereenkomst tussen TOTAAL SERVICE B.V. (appellante) en een andere B.V. (geïntimeerde). De rechtbank had op 7 juni 2017 een vonnis gewezen, waartegen TOTAAL SERVICE B.V. in hoger beroep ging. Het hof verwijst naar het tussenarrest van 17 oktober 2017, waarin een comparitie van partijen was bevolen. Voorafgaand aan deze comparitie hebben beide partijen een verzoek tot toelating tot de Second Opinion-procedure ingediend, wat door het hof is toegestaan. Hierdoor werd de comparitie van partijen afgelast.

Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg bestudeerd en de overwegingen van de rechtbank overgenomen. De enige grief van TOTAAL SERVICE B.V. was dat de rechtbank niet had beslist zoals zij in eerste aanleg had gevorderd. Het hof concludeert dat de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen door acceptatie van de offerte van de geïntimeerde, waarin de werkzaamheden voor asbestsanering zijn omschreven. De rechtbank had overwogen dat de geïntimeerde de werkzaamheden correct had uitgevoerd, en het hof onderschrijft deze conclusie. Er was onvoldoende bewijs dat de geïntimeerde de sanering niet goed had uitgevoerd, en de later aangetroffen verdachte materialen waren geen onderdeel van de gesaneerde plafondbeplating.

Het hof oordeelt verder dat de geïntimeerde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de asbestinventarisatie die door AllFibers was uitgevoerd, aangezien deze inventarisatie al had plaatsgevonden voordat de overeenkomst werd gesloten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt TOTAAL SERVICE B.V. in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing van het hof is op 28 november 2017 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.223.881/01
Rolnummer rechtbank : C/09/502767 / HA ZA 16-21

Arrest van 28 november 2017

in de zaak van

[appellante] TOTAAL SERVICE B.V.,

gevestigd te Gouda,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. R.D. Rischen te Rotterdam,
tegen

[geïntimeerde] B.V.,

gevestigd te Alphen aan den Rijn,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. T. Segers te ‘s-Hertogenbosch.

Het geding

Voor het procesverloop tot aan het tussenarrest van 17 oktober 2017 verwijst het hof naar dat arrest. Bij genoemd arrest is een comparitie van partijen bevolen. Voorafgaand aan die comparitie is namens beide partijen toelating tot de Second Opinion-procedure verzocht. Daartoe hebben de behandelend advocaten ieder een SO-formulier als bedoeld in artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (hierna: SOR) ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan en van de comparitie van partijen is daarom afgezien. Arrest is bepaald op heden.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Met de namens partijen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusie van eis en conclusie van antwoord als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv (de memories) te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). Gelet hierop luidt de enige grief van [appellante] dat de rechtbank niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen zij in eerste aanleg had gevorderd.
2. Het hof heeft kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne, waarbij het voorts het volgende opmerkt.
3. Zoals de rechtbank heeft overwogen volgt uit de stellingen van partijen dat de tussen hen gesloten overeenkomst tot stand is gekomen door acceptatie door [appellante] van de offerte van [geïntimeerde] met als bijlage een omschrijving van de werkzaamheden (productie 5 bij conclusie van eis en productie 1 bij conclusie van antwoord). Volgens deze overeenkomst is
nietovereengekomen dat [geïntimeerde] de cv-ruimte asbestvrij zou maken, maar dat [geïntimeerde] ‘de omschreven werkzaamheden’ zou doen. In deze overeenkomst zijn als saneringswerk slechts omschreven het saneren van ‘8m² plafondbeplating’ en van ‘plaatje 0,5 m² plafond’ – beide in de cv-ruimte –, uitdrukkelijk (p.1 offerte) exclusief ‘eventueel vrijkomend niet genoemd asbest’.
4. De stellingen van partijen en de stukken zijn onvoldoende voor het oordeel dat [geïntimeerde] de overeengekomen sanering van voornoemde twee asbestbronnen niet goed heeft gedaan. Dit waren de enige twee asbestbronnen die in het asbestinventarisatierapport van AllFibers als te saneren waren genoemd. Vóór het saneren heeft [geïntimeerde] de locatie van deze asbestbronnen geïsoleerd (door afplakken met folie van de moeilijk reinigbare onderdelen in de cv-ruimte en plaatsen van een foliewand) en na afloop heeft [betrokkene] vastgesteld dat er – aan de kant van het folie waar met de asbestbronnen was gewerkt – geen asbestbesmetting meer aanwezig was. Het later aangetroffen verdachte materiaal was geen onderdeel van de gesaneerde plafondbeplating.
5. Voornoemde offerte van [geïntimeerde] (de overeenkomst) biedt geen asbestinventarisatie aan. Deze inventarisatie was al gedaan voordat partijen de overeenkomst sloten. [geïntimeerde] had daartoe het asbestinventarisatiebureau AllFibers in contact gebracht met [appellante] en aan AllFibers verzocht de ruimte te gaan inspecteren. Vervolgens zijn de afspraken over de uitvoering van de inventarisatie tussen AllFibers en [appellante] gemaakt. Gelet op het verweer van [geïntimeerde] kan zij niet door [appellante] aansprakelijk worden gehouden voor de door AllFibers uitgevoerde wijze van inspecteren, zoals ook ligt besloten in de overwegingen van de rechtbank. De situatie dat de asbest
inventarisatiewerkzaamheden onder leiding van [geïntimeerde] door AllFibers zijn uitgevoerd, zoals bedoeld in 7:751 BW, doet zich niet voor.
[appellante] heeft ook onvoldoende gesteld (noch is gebleken) om aan te kunnen nemen dat er sprake was van zodanig evidente inventarisatiefouten van AllFibers dat [geïntimeerde] deze had moeten opmerken voordat zij haar saneringswerk aanving of opleverde. Gelet op de verweren van [geïntimeerde] en op de elkaar tegensprekende rapporten, kan al niet worden vastgesteld dat AllFibers de later verdachte bronnen reeds bij de inventarisatie in juli had kunnen en moeten opmerken en een aanvullende risicobeoordeling had moeten uitvoeren.
6. Hetgeen hiervoor onder 5. is overwogen geldt mutatis mutandis voor de vrijgave (eindbeoordeling) door [betrokkene]. Dit is geen onderdeel van de tussen [appellante] en [geïntimeerde] overeengekomen werkzaamheden en er is onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat [betrokkene] zodanige fouten heeft gemaakt – als ze die al gemaakt heeft, dit staat ook niet vast – dat [geïntimeerde] had moeten begrijpen dat de asbestvrijverklaring niet voldeed aan de gestelde normen.
7. Nu de vorderingen moeten worden afgewezen, zal het hof het vonnis bekrachtigen. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2017;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.952,- aan griffierecht en nihil aan salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, G. Dulek-Schermers en M.P.J. Ruijpers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.