BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing tot verdeling van de huwelijksgemeenschap en, in zoverre opnieuw beschikkende en uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap als volgt vast te stellen:
- het appartement aan [adres] toe te delen aan de man;
- te bepalen dat de man draagplichtig is voor de hypothecaire schuld bij de [A] Bank met kenmerk [nummer 1] ;
- de vermogensopbouw bij de [A] -hypotheek onder nummer [nummer 2] toe te delen aan de man;
- de woning op de [a-land] , die op naam van de vrouw staat, aan haar toe te delen;
- te bepalen dat de vrouw draagplichtig is voor de met de woning op de [a-land] samenhangende hypothecaire schuld bij de [bankinstelling] ;
- te bepalen dat de vrouw draagplichtig is voor de met de woning op de [a-land] samenhangende schuld aan [naam 2] ;
- de auto [merknaam] toe te delen aan de man;
- de VOF [naam 3] toe te delen aan de vrouw;
- te bepalen dat de vrouw draagplichtig is voor de schuld in verband met de lening van [naam 2] ;
- te bepalen dat de schuld aan de ex-echtgenote van de man een verknochte schuld is, althans dat de man ten aanzien van deze schuld alleen draagplichtig is;
- te bepalen dat de man een bedrag van € 23.055,- aan de vrouw verschuldigd is wegens overbedeling.
3. Voor het bepalen van de peildatum voor het vaststellen van de samenstelling en de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap kan niet worden afgeweken van het tijdstip van ontbinding van de gemeenschap. Op 4 maart 2016 is het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend, zodat de gemeenschap op grond van artikel 1:99 lid 1 BW op die datum is ontbonden. De echtgenoten hebben een gelijk aandeel in die ontbonden huwelijksgemeenschap. Voor wat betreft de op de peildatum bestaande gemeenschapsschulden betekent dat dat ieder van de (ex)echtgenoten de helft van die gemeenschapsschulden moet dragen (artikel 1:100 lid 1 BW). Voor zover één van partijen meer zou voldoen dan de helft van de gemeenschapsschulden, heeft die partij een regresrecht jegens de andere partij.
4. Het hof zal in het navolgende op grond van artikel 3:185 lid 1 BW, aangezien de deelgenoten over een verdeling niet tot overeenstemming hebben kunnen komen, mede doordat de man niet in de procedure is verschenen, de verdeling vaststellen, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
5. Het hof heeft ter zitting aan de vrouw voorgehouden dat na raadpleging in het Kadaster is gebleken dat de man nog steeds eigenaar is van het appartement aan [adres] . Mede gezien de onweersproken stellingen van de vrouw dat zij geen gebruik maakt van deze woning, de man de woning verhuurt en de daaruit voortvloeiende inkomsten int en de lasten van die woning draagt, zal het hof die woning alsmede de vermogensopbouw bij de [A] -hypotheek onder nummer [nummer 2] toedelen aan de man, en bepalen dat de man in de interne draagplicht tussen partijen volledig draagplichtig is voor de hypothecaire schuld bij de [A] Bank met kenmerk [nummer 1] . De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de bij de verdeling in aanmerking te nemen waarde van de woning per de peildatum € 155.000,- bedraagt, de hypothecaire schuld € 173.600,- en de vermogensopbouw € 10.408,-. Dit leidt tot een onderwaarde van € 8.192,-. Het hof zal dan ook de vrouw veroordelen om uit hoofde van overbedeling aan de man te betalen een bedrag van € 4.096,-.
6. Het hof acht het redelijk en billijk dat het appartement in de [a-land] , die reeds op naam van de vrouw staat, aan haar toe te delen, alsmede te bepalen dat de vrouw in de interne draagplicht tussen partijen volledig draagplichtig is voor de met de woning op de [a-land] samenhangende hypothecaire schuld bij de [bankinstelling] en de met deze woning samenhangende schuld aan [naam 2] . In eerst aanleg heeft de vrouw onbetwist gesteld dat de overwaarde van het appartement € 773,17 is, zodat het hof de vrouw zal veroordelen om de helft daarvan in het kader van overbedeling aan de man te voldoen.
7. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de man eigenaar is van de [merknaam] , met kenteken [kenteken] Nu de man gebruik maakt van deze auto, zal het hof in redelijkheid deze auto aan hem toedelen. De vrouw heeft onweersproken verklaard dat de waarde op de peildatum € 17.000,- bedroeg, zodat het hof de man veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 8.500,- aan de vrouw in het kader van overbedeling wegens de auto.
8. Ter zitting is namens de vrouw verklaard dat het verzoek met betrekking tot de VOF niet langer bespreking behoeft. Het hof begrijpt de stelling van de vrouw aldus dat zij het verzoek met betrekking tot de VOF intrekt.
9. Het hof zal, gezien het standpunt van de vrouw, welk standpunt het hof redelijk voorkomt, bepalen dat zij (naar het hof begrijpt:) in de interne draagplicht tussen partijen volledig draagplichtig is voor de schuld van € 38.075,- aan [naam 2] .
Schuld man aan zijn ex-echtgenote
10. De vrouw verzoekt te bepalen dat de schuld aan de ex-echtgenote van de man een verknochte schuld is, althans dat de man ten aanzien van deze schuld alleen draagplichtig is.
11. Naar het oordeel van het hof is hetgeen de vrouw heeft aangevoerd onvoldoende om te oordeel dat sprake is van een verknochte schuld.
12. Met betrekking tot de draagplicht overweegt het hof als volgt. Uitgangspunt is dat (ex-) echtgenoten op grond van artikel 1:100 BW ieder een gelijk aandeel hebben in de ontbonden huwelijksgemeenschap, zodat die gemeenschap in beginsel bij helfte dient te worden verdeeld. Een afwijking van de draagplicht voor gemeenschapsschulden kan slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden aangenomen.
12. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de man nog een bedrag van € 66.574,- is verschuldigd aan zijn ex-vrouw in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader. De vrouw stelt dat de man haar nooit op de hoogte heeft gesteld van dit huwelijk en dat zij nooit kennis heeft gehad van deze ex-echtgenote, en zeker niet van deze schuld.
14. Gezien de hiervoor vermelde gang van zaken kan naar het oordeel van het hof van de vrouw in de interne verhouding tot de man naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet worden verlangd dat zij bijdraagt aan de met een door de man ontvangen erfenis samenhangende schuld aan zijn ex-vrouw van € 66.574,-. In het licht van die – naar het oordeel van het hof – zeer bijzondere omstandigheden is het hof van oordeel dat de man in de onderlinge verhouding van partijen deze schuld geheel moet dragen.
15. Dit leidt tot de navolgende wijze van verdeling. De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 23.055,- aan haar zal voldoen. Dit bedrag kan niet volgen uit de wijze van verdeling, zoals het hof die zal vaststellen, zodat het hof daarover zal beslissen als volgt.
16. Het hof beslist als volgt.