ECLI:NL:GHDHA:2017:3102

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
22-005826-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarige, misbruik van vertrouwensrelatie en psychisch overwicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een destijds zestienjarig meisje. De verdachte, geboren in 1956, heeft gedurende een lange periode meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensrelatie en zijn psychische overwicht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 mei 2014 tot 6 oktober 2014 en van 1 januari 2015 tot en met 7 juli 2015 ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waarbij hij gebruik maakte van een communicatiedienst zoals Skype. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en verplichting tot behandeling voor seksueel overschrijdend gedrag. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht, gezien het leeftijdsverschil en de kwetsbare positie van het slachtoffer, die in een crisisopvang verbleef. De verdachte is vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat het slachtoffer jonger was dan 16 jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de integriteit en ontwikkeling van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005826-16
Parketnummer: 10-810285-16
Datum uitspraak: 6 oktober 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 december 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1956,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Arnhem – Huis van Bewaring Arnhem Zuid te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 22 september 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 26 mei 2014 tot 6 oktober 2014 en/of 1 januari 2015 tot en met 7 juli 2015, te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas en/of te Nijmegen en/of te Rotterdam en/of te Spijkenisse, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Skype) met een persoon van wie hij, verdachte weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt (te weten [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 1999) ontmoetingen heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen (zoals gemeenschap, vingeren, pijpen en/of aftrekken) met die [slachtoffer] voornoemd te plegen, terwijl hij, verdachte, (daarbij) enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] concrete voorstellen gedaan wat betreft tijd (vrijdag 26 september 2014 en/of maandag 29 september 2014 en/of 6 oktober 2014) en/of plaats (Rotterdam) van die ontmoeting;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2014 tot 6 oktober 2014 en/of [geboortejaar] 2015 tot en met 27 juni 2016 te Rotterdam en/of te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, en/of Zevenhuizen, gemeente Zuidplas en/of te Nijmegen, althans in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 1999, van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, of zodanige handelingen van verdachte te dulden, bestaande die handelingen onder meer uit:
- het voor de webcam laten tonen en/of betasten van haar borsten en/of tepel(s) door die [slachtoffer] en/of
- het zich laten pijpen en/of het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger en/of penis in de vagina van die [slachtoffer]
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
- het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] en/of
- het feit dat hij voor die [slachtoffer] fungeerde als ware hij een mentor en/of
- het feit dat die [slachtoffer] woonachtig was bij een crisisopvang van de Stichting Lindenhof vanwege problemen in haar thuissituatie en/of
- het feit dat die [slachtoffer] geen of weinig contact had met haar ouders, waardoor een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en die [slachtoffer] was ontstaan en/of
- haar kwetsbaarheid en/of beïnvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waarbij bijzondere voorwaarden zijn opgelegd als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beginselen van een goede procesorde
In haar appelschriftuur heeft de raadsvrouw van de verdachte 2 grieven geformuleerd, te weten dat het appel is gericht tegen de bewezenverklaring van feit 1 en voor het overige een strafmaatappel betreft.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte echter ook inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van feit 2. Meer in het bijzonder heeft de raadsvrouw het verweer gevoerd dat de verdachte geen misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht, hetgeen in de visie van de raadsvrouw tot een vrijspraak van dit feit zou moeten leiden. De raadsvrouw heeft het hof, noch de advocaat-generaal op voorhand in kennis gesteld van deze wijziging van de eerder geformuleerde grieven tegen het vonnis waarvan beroep en daarmee van de procespositie in hoger beroep. Deze gang van zaken vormt naar het oordeel van het hof, mede gezien het voortbouwend karakter van het hoger beroep, een schending van de beginselen van een goede procesorde. Noch het hof, noch de advocaat-generaal heeft zich immers redelijkerwijs op deze fundamentele wijziging van procespositie kunnen voorbereiden. Het hof is dan ook van oordeel dat het verweer tardief is gevoerd en zal dientengevolge dit verweer niet aanmerken als een verweer c.q. uitdrukkelijk onderbouwd standpunt waarop het hof gemotiveerd dient te responderen en gaat daaraan voorbij.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van dezelfde bijzondere voorwaarden als in eerste aanleg welke dadelijk uitvoerbaar dienen te worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat uit de door de verdachte en het slachtoffer gevoerde chat- en Skypegesprekken in de periode tot - 2015 (de datum waarop het slachtoffer 16 jaar oud werd) onvoldoende is gebleken van een concreet voorstel tot een ontmoeting door de verdachte.
Voorts acht het hof op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet bewezen dat de verdachte ten tijde van de gesprekken tot [geboortejaar] 2015 met het slachtoffer wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit slachtoffer de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Het hof overweegt in dit verband dat het slachtoffer bij aanvang van de chatcontacten niet alleen een hogere leeftijd opgaf dan zij in werkelijkheid had, maar ook diverse andere mededelingen heeft gedaan welke kennelijk tot strekking hadden de verdachte te doen geloven dat zij ouder was dan zij in werkelijkheid was. Het dossier bevat verder geen aanknopingspunten in de vorm van bijvoorbeeld in de relevante periode via de chat gedeelde foto’s van het slachtoffer, bijzondere (bijvoorbeeld evident op jonge jeugdigen gerichte) chatomgeving of andersoortige informatie aan de hand waarvan het hof zou kunnen afleiden dat de verdachte desondanks minst genomen had moeten vermoeden dat het slachtoffer jonger dan 16 jaren was.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ambtshalve bewijsmotivering
Het hof heeft ten aanzien van feit 2 ambtshalve beoordeeld in hoeverre wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van een uit de feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
Verdachte was ten tijde van het feit 58 jaar oud. De verdachte is in het verleden werkzaam geweest als onderwijskundig adviseur bij een pedagogisch adviescentrum. Hij heeft een pedagogische opleiding gevolgd en is gedurende twintig jaar werkzaam geweest als docent, waarbij hij les heeft gegeven in het basisonderwijs en in het speciaal onderwijs. Het hof leidt daaruit af dat de verdachte veel ervaring heeft in de omgang met jonge en kwetsbare kinderen en dat hij daarin ook vaardig en bekwaam is. Deze vaardigheden heeft de verdachte ingezet in zijn omgang met het slachtoffer. Hij heeft veel aandacht aan het slachtoffer besteed, hij heeft haar veel complimentjes gegeven en hij heeft een vertrouwensband met haar opgebouwd in de vele chatgesprekken die zij samen gevoerd hebben. Deze vertrouwensband heeft hij uitgebouwd ook in een periode waarin het slachtoffer vanwege problemen thuis uit huis was geplaatst en mede daardoor bijzonder kwetsbaar was.
De verdachte is in het contact met het slachtoffer sturend geweest en hij oefende blijkens de verklaring van aangeefster in ieder geval op bepaalde momenten ook psychische druk op haar uit om in te stemmen met seksuele handelingen. Voorts was er tussen de verdachte en het slachtoffer een aanzienlijk leeftijdsverschil en daarmee ook een aanzienlijk verschil in ontwikkelingsniveau en levenservaring. Daarnaast verkeerde het slachtoffer (in het laatste deel van de tenlastegelegde periode) in een kwetsbare positie gezien haar problematische thuissituatie.
Uit deze ongelijke verhouding tussen de verdachte en het slachtoffer is een overwicht aan de zijde van de verdachte voortgevloeid. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat verdachte zich ook van dit uit de feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht bewust is geweest. Ook blijkens zijn eigen verklaringen beschouwde hij zichzelf immers op enig moment als de mentor van het slachtoffer, hij verleende haar zorg en er ontstond een sterke psychische afhankelijkheid aan de zijde van het slachtoffer.
Tegen de achtergrond van deze ongelijke verhouding is het tevens tot vergaande seksuele handelingen tussen de verdachte en het toen minderjarige slachtoffer gekomen. Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft aangeefster in dat verband aangegeven dat zij daaraan meermalen heeft toegegeven, omdat verdachte anders negatief naar haar reageerde. Naar het oordeel van het hof is zulks redelijkerwijs niet anders te begrijpen dan dat de verdachte vanuit zijn feitelijke overwichtspositie in ieder geval op die momenten zodanige psychisch druk op het slachtoffer uitoefende om in te stemmen met seksuele handelingen dat zij daaraan – gezien de opgebouwde afhankelijkheid - redelijkerwijs geen weerstand heeft kunnen bieden. Aldus heeft verdachte naar het oordeel van het hof misbruik gemaakt van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, als bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan overtreding van deze strafbepaling schuldig heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in
of omstreeksde periode van
26 mei 2014 tot 6 oktober 2014 en/of[geboortejaar] 2015 tot en met 27 juni 2016
te Rotterdam en/of te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, en/of Zevenhuizen, gemeente Zuidplas en/of te Nijmegen, althansin Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 1999, van wie verdachte wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat deze [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, of zodanige handelingen van verdachte te dulden, bestaande die handelingen onder meer uit:
- het voor de webcam laten tonen en/of betasten van haar borsten en/of tepel(s) door die [slachtoffer] en/of
- het zich laten pijpen en/of het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger en/of penis in de vagina van die [slachtoffer]
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
- het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] en
/of
- het feit dat hij voor die [slachtoffer] fungeerde als ware hij een mentor en/of
- het feit dat die [slachtoffer] woonachtig was bij een crisisopvang van de Stichting Lindenhof vanwege problemen in haar thuissituatie en/of
- het feit dat die [slachtoffer] geen of weinig contact had met haar ouders, waardoor een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en die [slachtoffer] was ontstaan en/of
- haar kwetsbaarheid en/of beïnvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een lange periode meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met een destijds zestienjarig meisje, terwijl hij in die periode zelf 58/59 jaar oud was. Hierbij heeft hij misbruik gemaakt van de tussen hem en het slachtoffer ontstane vertrouwensrelatie en zijn psychische overwicht. Het slachtoffer verkeerde in die periode in een kwetsbare positie door de problemen in haar thuissituatie en de verdachte heeft haar, door haar te helpen en te steunen in deze moeilijk periode, afhankelijk van hem gemaakt.
Met zijn handelen heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer en mogelijk ook op de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer. Het hof neemt daarbij in overweging dat het misbruik zich heeft voorgedaan in een fase in het leven van het slachtoffer waarin sprake is van een ontluikende seksualiteit, waarin de seksuele beleving en ervaring zich stapsgewijs zouden moeten kunnen ontwikkelen met een gelijkwaardige partner. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Het hof is echter van oordeel dat er in het geval van de verdachte geen sprake is van concrete aanwijzingen, waaruit kan worden afgeleid dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit nu de verdachte onder begeleiding staat van Kairos Forensische Polikliniek, waar hij op eigen initiatief en gemotiveerd deelneemt aan ‘Behandeling in Detentie’. Voorts heeft de verdachte reeds afspraken gemaakt bij Kairos, waarmee hij ook na zijn detentie verder zal gaan. Gezien zijn reeds ingezette behandeling en zijn opstelling ter terechtzitting in hoger beroep acht het hof geen termen aanwezig om de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
7 (zeven) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 ( twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer], of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van een ambulante forensische zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens de behandelend psycholoog vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor seksueel overschrijdend gedrag.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. A. Kuijer en mr. J.W. van den Hurk, in bijzijn van de griffier mr. S. Rommen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 oktober 2017.