Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 7 november 2017
[appellante 1] en
COMFORT INVESTMENT B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
- [getuige 1 en 2] hebben verklaard over hun wijze van gebruik van het overpad en dat er nimmer enig bezwaar tegen werd gemaakt. Zij benoemen het gebruik wel als een ‘gedogen’, maar niet als een zakelijk recht. Er heeft geen enkel overleg, met welke instantie dan ook plaatsgevonden. Hetgeen zij verklaren duidt op een persoonlijk, niet op een zakelijk recht.
- [getuige 3] heeft verklaard dat hij nooit contact met de buren heeft gehad omtrent het verlenen van een recht van overpad. Hij had het perceel puur zakelijk gekocht, gebruikte het pand als kantoorpand van 8.00 tot 17.00 uur, en directe contacten met de naaste buren stonden voor hem niet op de eerste plaats. Deze verklaring kan erop wijzen dat deze eigenaar het gebruik van een overpad niet of nauwelijks opmerkte of dat hij dit (als persoonlijk recht) gedoogde. De verklaring duidt niet op een zakelijk recht.
nietop (ondubbelzinnig) bezit van een erfdienstbaarheid duiden. [appellanten]. zullen daarom niet worden toegelaten het bestaan van een erfdienstbaarheid van overpad te bewijzen door het verder doen horen van deze getuigen.
“dat het poortje kon worden bereikt via een doorgang tussen de schuur en de heg, zodat het poortje geen aanleiding was te veronderstellen dat men over perceel 243 moest”. Deze opmerking wijst erop dat de situatie ter plaatse er op duidde dat de buren desgewenst over ‘hun eigen grond’ (grond in eigen bezit) vanaf de openbare weg naar de deur in hun poortje konden gaan. Ook de aanplant van een heg naast het voetpad, wijst erop dat [getuige 1 en 2] zich de grond daar toe-eigenden.
“onze heg”en de heer [getuige 4] , die uitdrukkelijk verklaart dat de heg van de buren was en door hen werd onderhouden terwijl de onderhoudsmedewerker van perceel 243 de heg nooit heeft aangeraakt. Hiertegenover heeft Comfort Investment het bezit van de heg onvoldoende betwist; haar stelling dat zij er van uit ging dat de huurder van perceel 243 de heg onderhield (verklaard op 22 januari 2016 ter comparitie in eerste aanleg), is niet voldoende om aan te nemen dat een ander dan de eigenaren van perceel 245 zich als eigenaren van de heg gedroegen. Ook het onderhoud wijst op toe-eigening.