ECLI:NL:GHDHA:2017:3035

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
200.214.696/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toegang tot de rechter en teruggeleiding van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat door de vader is ingesteld. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. Bouma, heeft zich beroepen op het feit dat hij geen toegang heeft tot de rechter in het land waarnaar zijn kinderen worden teruggeleid. Dit roept vragen op over de toepassing van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV), dat stelt dat er eerst teruggeleid moet worden voordat er gesprekken plaatsvinden over de zorg voor de kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.M. Coppes, heeft zich verzet tegen de bezwaren van de vader en heeft aangegeven dat een nieuw juridisch advies alleen maar vertraging zal opleveren, wat niet in het belang van de minderjarigen is. Het hof heeft het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) ingeschakeld om juridische vragen te beantwoorden over de mogelijkheden voor de vader om een procedure in het land van de moeder te starten, en of er sprake is van omstandigheden die een uitzondering op het HKOV rechtvaardigen. Het hof heeft de kosten van de deskundige voorlopig ten laste van de Rijkskas gesteld en heeft de deskundige verzocht om zijn rapport uiterlijk op 1 oktober 2017 in te dienen. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarigen en de noodzaak om snel duidelijkheid te verschaffen over de juridische mogelijkheden voor de vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 31 augustus 2017
Zaaknummer : 200.214.696/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 17-1272
Zaaknummer rechtbank : C/09/527382
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.C. Bouma te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [land] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Aerdenhout.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[bijzondere curator] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de na te noemen minderjarigen,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Voor het procesverloop in hoger beroep verwijst het hof naar zijn beschikking van 7 juni 2017, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij die beschikking heeft het hof het Internationaal Juridisch Instituut verzocht de navolgende vragen te beantwoorden:
  • Is het voor de vader mogelijk om een [verblijfsvergunning] , dan wel een andere verblijfsvergunning, in [land] aan te vragen? Zo ja, op welke gronden?
  • Is het voor de vader, indien hij niet beschikt over een [verblijfsvergunning] , dan wel een andere verblijfsvergunning in [land] , mogelijk om als eiser dan wel verzoeker een procedure in [land] aan te spannen over het gezag over de minderjarigen, de hoofverblijfplaats van de minderjarigen en een contact- of omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen?
  • Indien de vader een dergelijke procedure niet kan aanspannen in [land] , is dan sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 20 HKOV?
Het hof heeft het Internationaal Juridisch Instituut verzocht de resultaten van het onderzoek uiterlijk twee weken vóór na te melden pro forma datum aan het hof te doen toekomen. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot 15 juli 2017 pro forma in afwachting van het bericht van het Internationaal Juridisch Instituut en bepaald dat partijen en de overige belanghebbenden tot uiterlijk één week vóór genoemde pro forma datum, voor zover daar prijs op wordt gesteld, op het bericht van het Internationaal Juridisch Instituut kunnen reageren. Het hof heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het Internationaal Juridisch Instituut heeft nadien zijn rapport van 19 juli 2017, bij het hof binnengekomen op 20 juli 2017, overgelegd, waarin het Internationaal Juridisch Instituut het hof heeft voorgelicht omtrent bovengenoemde derde rechtsvraag. Dit rapport is, tezamen met een kostenopgave ten behoeve van de beantwoording van bovengenoemde eerste en tweede rechtsvraag, op 27 juli 2017 naar partijen gestuurd met het verzoek zich over de kostenopgave uit te laten.
Op 28 juli 2017 is ingekomen een verzoek tot uitstel van de vader om te reageren op het advies van het Internationaal Juridisch Instituut. De moeder heeft zich met een beroep op het belang van de minderjarigen bij duidelijkheid op korte termijn verzet tegen dit verzochte uitstel.
Het hof heeft nadien van de zijde van de vader op 31 juli 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage ontvangen, waarin de vader zich uitlaat over bovengenoemde kostenopgave.
Bij het hof is voorts van de zijde van de bijzondere curator op 14 augustus 2017 een extra verslag, opgemaakt op 10 augustus 2017, ingekomen.
Op 18 augustus 2017 is ingekomen een reactie van de moeder op het door het hof nog te ontvangen extra verslag van de bijzondere curator.
Het hof heeft op 21 augustus 2017 voornoemd verslag van de bijzondere curator aan partijen toegestuurd. Het hof heeft partijen verzocht om op uiterlijk 28 augustus 2017 te reageren op dit verslag en op het eerder toegestuurde rapport van het Internationaal Juridisch Instituut.
Bij het hof zijn nadien de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 23 augustus 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;
- op 28 augustus 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 29 augustus 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de moeder:
- op 24 augustus 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 28 augustus 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 29 augustus 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen.

VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. Het Internationaal Juridisch Instituut heeft het hof bericht dat voor de beantwoording van de eerste en de tweede rechtsvraag een – door het Internationaal Juridisch Instituut aangewezen – advocatenkantoor in [land] dient te worden ingeschakeld. Het Internationaal Juridisch Instituut heeft het hof hiertoe een kostenopgave overgelegd. Het hof heeft deze kostenopgave met partijen gedeeld en partijen verzocht zich hierover uit te laten.
2. De vader heeft als reactie hierop aanvankelijk bezwaar gemaakt tegen het door het Internationaal Juridisch Instituut (hierna te noemen: IJI) voorgedragen advocatenkantoor en tegen de kostenopgave van dit kantoor. Voorts heeft hij te kennen gegeven dat de eerder door hem in het geding gebrachte
legal opinionnaar zijn mening voldoende duidelijk is, waardoor volgens de vader een nieuwe
legal opinionniet nodig is en de kosten van deze nieuwe
legal opinionniet voor zijn rekening behoren te komen.
3. De advocaat van de moeder heeft bij V-formulier van 24 augustus 2017, een faxbericht van 1 augustus 2017 aan het hof gestuurd, waarin de moeder onder meer te kennen geeft dat naar haar mening een nieuw legal opnion alleen nog meer vertraging op zal leveren hetgeen niet in het belang van de minderjarigen is. Voor wat betreft de kosten meldt zij dat zij niet in staat is om de helft van 3000 dollar voor haar rekening te nemen.
4. De vader heeft zich thans bereid verklaard de kosten door het IJI aanbevolen deskundige voorhands te dragen. Het hof wenst na de wisseling van stukken nog steeds te worden voorgelicht door de door het IJI aanbevolen deskundige. Het hof zal het Internationaal Juridisch Instituut vragen de aanbevolen advocaat in [land] per omgaand de opdracht te verstrekken en de door het hof onder 1 en 2 gestelde vragen te beantwoorden. Het hof verzoekt de deskundige dringend zijn deskundigen bericht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 1 oktober 2017 gereed te hebben.
5. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
benoemt tot deskundige [naam] in samenwerking met het Internationaal Juridisch Instituut;
verzoekt de deskundige de navolgende vragen te beantwoorden:
  • Is het voor de vader mogelijk om een [verblijfsvergunning] , dan wel een andere verblijfsvergunning, in [land] aan te vragen? Zo ja, op welke gronden?
  • Is het voor de vader, indien hij niet beschikt over een [verblijfsvergunning] , dan wel een andere verblijfsvergunning in [land] , mogelijk om als eiser dan wel verzoeker een procedure in [land] aan te spannen over het gezag over de minderjarigen, de hoofverblijfplaats van de minderjarigen en een contact- of omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen?
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan het Internationaal Juridisch Instituut zal toesturen;
bepaalt dat de kosten van de deskundige van 3000 dollar voorlopig ten laste van ’s Rijks kas zullen komen;
benoemt tot raadsheer-commissaris mr. A.H.N. Stollenwerck en bij zijn afwezigheid mr. O.I.M. Ydema, bereikbaar via mevrouw A.W.M. Verheijen-de Kruijter, telefoonnummer: [telefoonnummer] of per e-mail [e-mail] ;
bepaalt dat de deskundige zijn deskundigenbericht met redenen omkleed zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op 1 oktober 2017 toezendt aan de griffier van dit hof, onder vermelding van zaaknummer 200.185.526/01;
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H.N. Stollenwerck, O.I.M. Ydema en I. Zetstra, bijgestaan door A.W.M. Verheijen-de Kruijter als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2017.