ECLI:NL:GHDHA:2017:3030
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- I. Obbink-Reijngoud
- J.A. Kempen
- A.J. van Montfoort
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in hoger beroep bij overschrijding van de beroepstermijn in een gezagskwestie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de man in zijn beroep tegen een eerdere beschikking van de rechtbank. De man, die in het buitenland woont, was niet verschenen bij de rechtbank en had de beschikking van 9 april 2015 pas op 16 augustus 2016 ontvangen. Hij stelde dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de zitting en dat de beroepstermijn pas op dat moment was gaan lopen. Het hof heeft onderzocht of de man ontvankelijk was in zijn hoger beroep, waarbij het hof oordeelde dat de man redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de procedure en dat hij zelf verantwoordelijk was voor het niet ontvangen van de oproep. Het hof concludeerde dat de man niet tijdig in hoger beroep was gekomen, omdat hij pas op 11 november 2016 appel had ingesteld, buiten de termijn van veertien dagen na de bekendmaking van de beschikking. Het hof verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Ten overvloede overwoog het hof dat de rechtbank op goede gronden het gezamenlijk gezag over de minderjarige had beëindigd en de vrouw alleen met het gezag had belast, gezien de omstandigheden van de zaak en de afstand tussen de ouders.