ECLI:NL:GHDHA:2017:3023

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
1012-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding op grond van artikel 89 Wetboek van Strafvordering na vrijspraak en voorlopige hechtenis

In deze zaak verzoekt de verzoeker, U.R. Haynes, om toekenning van een schadevergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van de schade die hij heeft geleden door zijn voorlopige hechtenis en de periode waarin hij een enkelband moest dragen. Het Gerechtshof Den Haag heeft eerder op 16 juni 2017 het vonnis van de rechtbank Rotterdam vernietigd en de verzoeker vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De verzoeker heeft op 5 juli 2017 een verzoekschrift ingediend voor een schadevergoeding van € 7.195,-. Tijdens de behandeling van het verzoek op 27 september 2017 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. A. Jhingoer, en de advocaat-generaal waren wel aanwezig. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een schadevergoeding van € 3.275,-, met afwijzing van het overige verzoek.

Het hof heeft beoordeeld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de periode dat hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, van 24 juli 2016 tot en met 2 september 2016. Voor de periode waarin de verzoeker een enkelband droeg, is er echter geen recht op schadevergoeding, omdat dit niet wordt aangemerkt als vrijheidsbeneming. Het hof kent de verzoeker uiteindelijk een schadevergoeding toe van € 3.275,-, gebaseerd op de dagen die hij in de politiecel en in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht. Het verzoek om een hogere schadevergoeding wordt afgewezen. De beschikking is op 25 oktober 2017 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

AV-nummer 001012-17
Datum uitspraak 25 oktober 2017

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige raadkamer

BESCHIKKING

gewezen naar aanleiding van een ter griffie van dit gerechtshof ingekomen verzoekschrift, op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ingediend namens:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1981,
[adres]
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. A. Jhingoer aan de Heemraadssingel 175 te 3023 CA Rotterdam.
Procesgang
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 16 juni 2017 met rolnummer 22-005642-16 het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 december 2016 in de strafzaak tegen de verzoeker met parketnummer 10-701213-16, 22-004717-13 (TUL) en 22-003430-14 (TUL) vernietigd en hem vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.
Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.
Namens verzoeker is vervolgens bij een op 5 juli 2017 ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift verzocht om toekenning van een schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van € 7.195,- ter zake van de door hem in zijn strafzaak ondergane verzekering, voorlopige hechtenis en de periode waarin de voorlopige hechtenis was geschorst tijdens welke de verzoeker werd verplicht een enkelband te dragen.
De raadkamer van het hof heeft het verzoek in het openbaar op 27 september 2017 behandeld. Daarbij zijn verzoekers advocaat, mr. A. Jhingoer, en de advocaat-generaal gehoord.
De verzoeker is –hoewel behoorlijk opgeroepen- niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing tot een bedrag van € 3.275,-, met afwijzing van het meer of anders verzochte.
Beoordeling van het verzoek
De strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd met een beslissing, die hem op grond van artikel 89, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering in beginsel recht geeft op toekenning van een vergoeding voor de schade, die hij heeft geleden als gevolg van de door hem ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Ingevolge het hier toepasselijke artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft toekenning van die schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van het hof, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof acht die gronden van billijkheid aanwezig voor zover die zien op de tijd die de verzoeker in verzekering, te weten van 24 juli 2016 tot en met 27 juli 2016, en in voorlopige hechtenis, te weten van 27 juli 2016 tot en met 2 september 2016, heeft doorgebracht. Het hof zal de verzoeker voor deze periode een schadevergoeding toekennen.
Van 2 september 2016 tot en met 9 december 2016 is de voorlopige hechtenis ten aanzien van de verzoeker geschorst, waarbij de verzoeker werd verplicht een enkelband te dragen en een locatie- en contactverbod opgelegd had gekregen. Voor deze periode verzoekt verzoeker een vergoeding van € 40,- per dag.
De strekking van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) ziet op vrijheidsbeneming.
Het moeten dragen van een enkelband levert weliswaar een beperking in bewegingsvrijheid op, echter is er hierbij geen sprake van vrijheidsbeneming in de zin van voornoemde artikelen, zodat de feitelijke grondslag voor een vergoeding wegens vrijheidsbeneming ontbreekt. Het verzoek zal in zoverre dan ook worden afgewezen.
Voor de berekening van de geleden immateriële schade zal het hof een vergoedingsmaatstaf hanteren van € 105,- voor iedere dag, die de verzoeker in een politiecel of in beperkingen in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht en een bedrag van € 80,- voor iedere dag die de verzoeker niet in beperkingen in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht, met inbegrip van de dag van aanvang. Onder dag wordt verstaan een tijd van vier en twintig uren zoals genoemd in artikel 136 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Dit brengt mee dat de dag van invrijheidstelling niet wordt vergoed. Een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 105,- maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 80,- merkt het hof aan als een dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 80,-.
Gelet op het voorgaande dient het verzoek als volgt te worden toegewezen.
Op grond van het vorenstaande kent het hof aan de verzoeker een schadevergoeding toe van 3 x € 105,- en 37 x € 80,-, derhalve in totaal een bedrag van € 3.275,-.

Beslissing

Het hof:
Wijst het verzoek toe en kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een schadevergoeding toe tot een bedrag van in totaal

€ 3.275,- (drieduizendtweehonderdvijfenzeventig EURO).

Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma, voorzitter, mr. I.P.A. van Engelen en mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden,
in bijzijn van de griffier mr. L.E.A. Jonkers,
en op 25 oktober 2017 in het openbaar uitgesproken.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

Beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en mitsdien de betaling ten laste van de Staat der Nederlanden door de griffier van dit hof van een bedrag van

€ 3.275,- (drieduizendtweehonderdvijfenzeventig EURO),

ten gunste van de verzoeker U.R. Haynes,

op het door zijn advocaat, mr. A. Jhingoer, opgegeven bankrekeningnummer [x], ten name van Stichting beheer derdengelden Van de Water Jhingoer.
Den Haag, 25 oktober 2017
De voorzitter,
Mr. W.P.C.M. Bruinsma