ECLI:NL:GHDHA:2017:3002
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige in het kader van jeugdbescherming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter. De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Den Haag van 26 januari 2017 aangevochten, waarin haar gezag was beëindigd en de gecertificeerde instelling tot voogdes was benoemd. De moeder stelde dat zij de afgelopen jaren positieve ontwikkelingen had doorgemaakt en dat het ontnemen van haar gezag een ingrijpende maatregel was die niet in het belang van de minderjarige was. Het hof oordeelde echter dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De minderjarige was op driejarige leeftijd uit huis geplaatst en had inmiddels een sterke band opgebouwd met de pleegouders. Het hof concludeerde dat het in het belang van de minderjarige was om duidelijkheid te scheppen over haar toekomstperspectief en dat de gecertificeerde instelling als voogdes moest worden benoemd. De verzoeken van de moeder om haar gezag in stand te houden of om gezamenlijk gezag met de pleegvader te verkrijgen, werden afgewezen. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking en benadrukte het belang van het contact tussen de moeder en de minderjarige, ondanks de beëindiging van het gezag.