ECLI:NL:GHDHA:2017:2935

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
200.208.542/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verhuizen met haar minderjarige kind. De moeder had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de rechtbank Den Haag, dat op 24 november 2016 was afgewezen. De moeder is op 1 februari 2017 in hoger beroep gekomen. De vader heeft op 16 maart 2017 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2017 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, en heeft de belangen van de minderjarige en de ouders tegen elkaar afgewogen. De moeder stelde dat de verhuizing naar [plaatsnaam] noodzakelijk was vanwege haar woonsituatie en werk, terwijl de vader betoogde dat de verhuizing de contacten met de minderjarige zou schaden. Het hof oordeelde dat het belang van de minderjarige en de vader bij frequent contact zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij de verhuizing. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn, maar heeft het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.208.542/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 16-6356
zaaknummer rechtbank : C/09/516732
beschikking van de meervoudige kamer van 19 juli 2017
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.J.W. Govers te Zoetermeer,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de tussenbeschikking van 27 september 2016 en de beschikking van de rechtbank Den Haag van 24 november 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 1 februari 2017 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 november 2016.
2.2
De vader heeft op 16 maart 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 19 mei 2017 met bijlagen, ingekomen op 22 mei 2017;
- twee afzonderlijke journaalberichten van de zijde van de vader van 26 mei 2017 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 7 juni 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
Beide advocaten hebben ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [naam 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: de minderjarige. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van partijen – enerzijds (de vrouw) strekkende tot de verkrijging van vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarige (met de daarbij behorende inschrijvingen) en met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de minderjarige en anderzijds (de man) tot bepaling van het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem – afgewezen.
4.2.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primairde door de moeder van de vader benodigde toestemmingen te vervangen door toestemmingen van het hof om met onmiddellijke ingang:
a. tezamen met de minderjarige te verhuizen naar de woning gelegen te
[adres 1]
b. de minderjarige bij de gemeente [plaatsnaam] in te schrijven op het adres [adres 1] ;
c. de minderjarige in te schrijven op de Openbare Basisschool [naam 2] , gelegen te [plaatsnaam] aan [adres 2]
d. de minderjarige in te schrijven op de Kinderopvang [naam 3] ”, gelegen te [plaatsnaam] , aan [adres 3] ;
en daarbij te bepalen dat de minderjarige met ingang van de feitelijke verhuizingsdatum bij de vader zal verblijven conform de zorgregeling opgenomen in de als productie 22 overgelegde zorgschema’s respectievelijk om die zorgschema’s aan de door het hof te wijzen beschikking te hechten, althans
subsidiairop voornoemde verzoeken een beslissing te nemen zoals het hof in goede justitie juist en redelijk acht;
II te bepalen dat de minderjarige zijn hoofverblijfplaats heeft bij de moeder.
4.3
De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans dat hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige
5.1
De moeder is van mening dat een verhuizing naar [plaatsnaam] uiterst noodzakelijk is. De door de vrouw gehuurde woning aan de [adres 4] te [woonplaats] is door de vorige eigenaar verkocht aan een derde. Uit coulance voor de problematische woonsituatie van de moeder, is de nieuwe eigenaar uiteindelijk zelf een huurovereenkomst met de moeder aangegaan. Alternatieven zijn niet voorhanden. Door de aantrekkende economie en verbeterde woningmarkt zijn geen leegstaande huurwoningen meer beschikbaar in [woonplaats] die via overbruggingsverhuur gehuurd kunnen worden. Ook voldoet de moeder niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning. Voor het huren van een woonhuis in de vrije sector voldoet zij niet aan de inkomensvoorwaarden. Ook kan de moeder geen hypotheek krijgen voor de aankoop van een soortgelijke woning in [woonplaats] . Dit terwijl zij wel een koopwoning in [plaatsnaam] heeft waarin zij niet met de minderjarige mag gaan wonen. Verder wijst de moeder erop dat de reistijd van [woonplaats] naar [plaats] , alwaar zij werkt, minimaal 60 minuten bedraagt door files. De moeder komt hierdoor frequent te laat op haar werk. Het verplicht moeten inschakelen van voorschoolse opvang acht de moeder niet wenselijk voor de minderjarige en is bovendien financieel niet haalbaar. De moeder heeft door de dubbele woonlasten al zeer hoge lasten, terwijl de vader geen kinderalimentatie voldoet. De moeder wijst erop dat de man flexibeler is. Hij kan thuiswerken en heeft bovendien een auto van de zaak, waarmee hij 11.000 kilometer per jaar privé mag rijden. Ook familieleden van de man kunnen voor de minderjarigen zorgen. Dat de minderjarige reeds geworteld is in [woonplaats] wordt, gelet op zijn jonge leeftijd, door de moeder betwist.
5.2
De vader heeft de stellingen van de moeder gemotiveerd weersproken. Kort gezegd is hij van mening dat de door partijen overeengekomen zorgregeling (co-ouderschap) bij een verhuizing van de moeder en de minderjarige niet langer uitvoerbaar zal zijn, althans ernstig wordt beperkt, als gevolg waarvan de rechten van de vader en de minderjarige op onverkort contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving, ernstig zullen worden geschaad. De door de moeder verzochte zorgregeling acht hij niet uitvoerbaar – zo is hij op donderdag en vrijdag niet flexibel – en in strijd met de belangen van de minderjarigen. Alle voorstellen van de moeder leiden tot een aanzienlijke achteruitgang in het aantal contacturen tussen hem en de minderjarige en hebben voor de minderjarige schadelijke gevolgen.
5.3
Het hof overweegt het volgende
.Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder geschillen omtrent de verblijfplaats van het kind, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
5.4
Overeenkomstig vaste rechtspraak kunnen onder andere de volgende omstandigheden en belangen worden meegewogen:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.5
Het hof overweegt voorts als volgt. Bij de onderhavige beoordeling hebben de moeder en de vader tegenstrijdige belangen. Enerzijds heeft de moeder er belang bij om met de minderjarige te verhuizen naar [plaatsnaam] , de plaats waar zij is opgegroeid en een deel van haar familie woont, en aldaar haar leven opnieuw en naar eigen inzicht in te richten. Anderzijds heeft de vader, die met de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent, er belang bij dat tussen hem en de minderjarige regelmatig contact is en behouden blijft. Hoewel iedere verhuizing voor- en nadelen voor kinderen heeft, is het hof – alle belangen en omstandigheden afwegend – met de rechtbank van oordeel dat het belang van de moeder om met de minderjarige te verhuizen naar [plaatsnaam] , niet opweegt tegen het belang van de minderjarige om goed en intensief contact te blijven houden met beide ouders. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de moeder de noodzaak van de verhuizing niet of onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Hoewel het hof begrijpt dat het voor de moeder in verband met de opvang van de minderjarige door haar ouders en haar woon-werkverkeer praktisch is om naar [plaatsnaam] te verhuizen, acht het hof het onwenselijk dat hierdoor de afstand tussen de vader en de minderjarige zodanig wordt vergroot dat aan de verdeling van de zorgtaken, zoals die nu is, niet langer uitvoering kan worden gegeven. De moeder heeft weliswaar een aantal alternatieven en tegemoetkomingen aangedragen, zoals het aanbieden van extra weekenden, maar dit zal naar het oordeel van het hof hoe dan ook leiden tot een vermindering van de contacten tussen de vader en de minderjarige en dit zal de betrokkenheid van de vader bij het dagelijks leven van de minderjarige bemoeilijken. Verder is niet gebleken dat de vader voldoende flexibel is om de door de moeder gewenste zorgregeling te kunnen uitvoeren. Dat de minderjarige op donderdagmiddag door de ouders van de vader kan worden opgevangen, zoals de moeder stelt, is naar het oordeel van het hof geen adequate oplossing. Dit kan niet structureel van de grootouders worden verwacht. Verder acht het hof het – gezien de reisafstand en zijn leeftijd – te belastend voor de minderjarige om constant heen en weer te reizen tussen [woonplaats] en [plaatsnaam] . Dat de moeder heeft aangeboden de minderjarige op donderdagen naar [woonplaats] te brengen, doet aan deze forse belasting voor de minderjarige niet af. Voorts is het hof niet gebleken dat het voor de moeder noodzakelijk is om met de minderjarige naar [plaatsnaam] te verhuizen in verband met haar werk, nu zij al twaalf en een half jaar in [plaats] werkt en in al die jaren tussen [woonplaats] en [plaats] heeft gereisd. Voorts is niet gebleken dat de moeder op korte termijn haar huidige huurwoning in [woonplaats] moet verlaten, dat zij niet in staat is een andere koop- of huurwoning in [woonplaats] te betrekken of dat zij in een financiële noodtoestand zal komen te verkeren indien zij haar woning in [plaatsnaam] moet verkopen. De moeder heeft haar stellingen dienaangaande onvoldoende onderbouwd. Bovendien gaat het hof ervan uit dat de moeder de woning in [plaatsnaam] in de huidige woningmarkt tegen een redelijke prijs zal kunnen verkopen. Tot slot weegt het hof mee dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid, nu zij zonder enig overleg met de vader een koopwoning in [plaatsnaam] heeft gekocht met als doel om met de minderjarige naar [plaatsnaam] te verhuizen. Pas na de aankoop van de woning heeft zij de vader hieromtrent via een e-mail op 1 augustus 2016 geïnformeerd. Hierdoor heeft zij de vader voor een voldongen feit geplaatst. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder daarmee onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de minderjarige en de vader.
5.6
Alle omstandigheden en belangen wegende is het hof van oordeel dat het belang van de minderjarige en de vader bij behoud van het frequente contact met elkaar dient te prevaleren boven het belang van de moeder en de minderjarige bij een verhuizing naar [plaatsnaam] . Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van het verzoek tot vervangende toestemming om met de minderjarige te mogen verhuizen naar [plaatsnaam] , alsmede ten aanzien van het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor inschrijving bij de gemeente [plaatsnaam] , op de bassischool [naam 2] en op de kinderopvang [naam 3] , bekrachtigen.
Zorgregeling
5.7
Evenals de rechtbank begrijpt het hof dat de moeder slechts om een vaststelling van een zorgregeling heeft verzocht, voor het geval haar verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing wordt verleend. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
Hoofdverblijfplaats
5.8
Uit de overwegingen in de bestreden beschikking blijkt dat de rechtbank per abuis niet in het dictum heeft opgenomen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn. Nu het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om met de minderjarige naar [plaatsnaam] te mogen verhuizen ook in hoger beroep is afgewezen en beide partijen het er over eens zijn dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige in deze situatie bij de moeder is, zal het hof – mede gelet op de herstelfunctie van het hoger beroep en het feit dat beide partijen belang hebben bij duidelijkheid over de hoofdverblijfplaats – alsnog bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn.
Bewijsaanbod
5.9
Het hof passeert het bewijsaanbod van de vader, omdat dit niet tot een andere uitkomst kan leiden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
bepaalt, in aanvulling op de bestreden beschikking, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 24 november 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, J.M. van Baardewijk en A.R.J. Mulder, bijgestaan door mr. G. Evertsen als griffier en is op 19 juli 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.