Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
(het hof begrijpt: het hof)te wijzen beschikking, zodat deze afspraken daarvan onderdeel uitmaken;
(het hof begrijpt: 30 november 2015)nog niet tot algehele overeenstemming omtrent de afwikkeling van de echtscheiding waren gekomen, omdat zij na die datum nog verder overleg hebben gevoerd over een aantal onderwerpen. De man voert daartoe het volgende aan:
- partijen hebben op 30 november 2015 definitieve afspraken met elkaar gemaakt over alle financiële gevolgen van de echtscheiding. Tijdens het daaraan voorafgaande onderhandelingsproces is bij ieder aanbod voortgeborduurd op een eerder aanbod;
- het uiteindelijke definitieve onderhandelingsresultaat is vastgelegd in de mail van de advocaat van de man van 30 november 2016
- het geschil tussen partijen betreft uiteindelijk nog maar één onderwerp, namelijk het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw jegens de bank. De vrouw is het - na een oorspronkelijk akkoord - niet langer eens met het feit dat naast de primaire voorwaarde: ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening, er tevens - wanneer de bank daaraan niet wil meewerken - een zogenaamde inspanningsplicht van de man is om (jaarlijks) te onderzoeken of dit alsnog mogelijk is, waarbij in casu de man de vrouw vrijwaart. De man schetst het verloop van de onderhandelingen op dit punt. Uit de e-mailwisseling tussen de advocaten van partijen volgt volgens hem dat partijen algehele overeenstemming hebben bereikt over de gevolgen van de echtscheiding, waaronder het punt van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw;
- in randnummer 22 onder a tot en met r van het beroepschrift somt de man een groot aantal feiten en omstandigheden op waarom hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de wil en de verklaring van de vrouw met elkaar overeenstemden. Hij beroept zich er onder meer op dat de vrouw in de e-mailwisseling voorafgaande aan het bereiken van de overeenstemming nimmer heeft gerept over het willen aankopen van een woning;
- ook indien wil en verklaring van de vrouw niet overeenstemden, is de vrouw - gezien het gerechtvaardigde vertrouwen van de man - gebonden aan de in de correspondentie tussen de advocaten vastgelegde afspraken (art. 3:35 BW);
- subsidiair: het overleg na 30 november 2015 betrof slechts een nadere invulling van de afspraak ter zake het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De man verwijst naar de uitspraak Regiopolitie/Hovax van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2003:AF9414). Nu partijen het over de essentialia eens waren, moet een overeenkomst (op hoofdpunten) worden aangenomen. Partijen waren niet voornemens verder te onderhandelen en de man mocht uit de verklaringen en gedragingen van de vrouw er redelijkerwijs op vertrouwen dat partijen op 30 november 2015 overeenstemming hadden bereikt. De advocaat van de vrouw heeft in haar e-mail van 28 december 2015 (in reactie op het conceptconvenant) ten aanzien het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid alleen opgemerkt dat de vrouw de inspanningsverplichting van de man wenst te bekorten tot een maand na datum van ondertekening van de overeenkomst en deelt in diezelfde e-mail mee: “Het voorgaande staat er niet aan in de weg dat cliënte akkoord is met de weergave van de gemaakte afspraken (…)”;
- bij e-mail van 8 februari 2016 laat de advocaat van de vrouw weten dat de vrouw heeft besloten de onderhandelingen af te breken omdat ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet mogelijk blijkt te zijn en dat voor de vrouw een voorwaarde was voor de overeenkomst. Volgens de man was ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zeer wel mogelijk;
- partijen hebben overeenstemming bereikt over de gevolgen van hun echtscheiding. Dat de vrouw de overeenkomsten niet heeft ondertekend doet daaraan niet af. De vrouw is gebonden aan de tussen partijen op 30 november 2015 gemaakte afspraken.
- op 30 november 2015 zijn geen definitieve afspraken tussen partijen gemaakt. Van een gave overeenkomst was geen sprake, er waren nog losse eindjes, ook op hoofdpunten;
- leidraad waren de huwelijkse voorwaarden waarin bewust en uitdrukkelijk is opgenomen dat de vrouw bij ontbinding van het huwelijk moet worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Toen bleek dat de vrouw niet kon worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid - hetgeen bij de man reeds in een vroeg stadium van de onderhandelingen bekend was - is dit het breekpunt in de onderhandelingen geworden;
- de man wist wel degelijk dat de vrouw een eigen woning wilde kopen. Dit is tijdens de mediation reeds aan de orde gekomen. Voorts heeft de vrouw actief onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om een huis te kopen, waarover zij de man reeds in april en in mei 2015 heeft ingelicht. De hoogte en duur van de partneralimentatie zijn in de onderhandelingen daarop afgestemd. Zonder ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kan de vrouw geen eigen woning kopen. Het is een van de essentialia om tot een regeling te komen;
- de man heeft niet voldaan aan zijn mededelingsplicht ter zake het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
- de e-mail van de advocaat van de vrouw van 27 november 2015, waarin wordt meegedeeld dat de vrouw het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid in het subsidiaire geval zou willen voorzien van een schriftelijke inspanningsverplichting, is een nieuw voorstel. Uit de hierin tevens opgenomen uitnodiging aan de advocaat van de vrouw om een conceptconvenant op te stellen, kan geen aanvaarding van het voorstel van de man worden afgeleid;
- de e-mail van de advocaat van de vrouw van 30 november 2015 is een verwijzing naar de gemaakte afspraken op hoofdlijnen en geen gave overeenkomst. Daarvoor is nodig dat ook over de uitwerking/beschrijving van de gemaakte afspraken volledige overeenstemming bestaat;
- ook de door de man in zijn beroepschrift onder 22 a tot en met r gestelde omstandigheden kunnen niet tot de conclusie leiden dat sprake is van algehele overeenstemming;
- ten aanzien van de subsidiaire stelling van de man: over de essentialia ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst was nog geen overeenstemming bereikt. Dat door de advocaat van de vrouw wordt verzocht om de opstelling van een conceptechtscheidingsconvenant wil nog niet zeggen dat over de inhoud daarvan overeenstemming bestaat;
- het appelschrift is een herhaling van de standpunten van de man in eerste aanleg. Er worden geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd.
Overeenkomst
moetworden ontslagen uit de thans lopende verplichtingen voortvloeiende uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, desnoods door verkoop van de woning. Echter, de advocaat van de vrouw heeft zelf een versoepeling van dit artikel teweeggebracht door in haar e-mail van 27 november 2015 de gemelde inspanningsverplichting van de man ter zake het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor te stellen. Zij schrijft
: “Voorts zou cliënte het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, in het subsidiaire geval, willen voorzien van een schriftelijke inspanningsverplichting, waarbij aantoonbaar is welke inspanningen ook daadwerkelijk verricht worden.”Bij e-mail van 30 november 2015 wordt deze afspraak over de door de vrouw voorgestelde inspanningsverplichting door de advocaat van de man bevestigd. Deze inspanningsverplichting van de man is ook in het concept convenant opgenomen. In dat concept is tevens de zinsnede opgenomen dat partijen zich realiseren dat, gelet op de huidige onderwaarde van de woning, van een verplichting van de man tot verkoop in redelijkheid geen sprake kan zijn. Bij e-mail van 28 december 2015 reageert de advocaat van de vrouw (onder meer) op artikel 2.8 van het haar toegezonden concept convenant ter zake de inspanningsverplichting van de man. Haar enige opmerking ter zake is dat de vrouw de aan die verplichting gekoppelde termijn van drie maanden wenst te verkorten tot een maand. Hierbij vermeldt de advocaat van de vrouw wederom dat haar opmerkingen er niet aan in de weg staan dat de vrouw akkoord is met de weergave van de gemaakte afspraken, zodat het hof ervan uitgaat dat partijen het over de essentialia nog steeds eens waren. Het hof neemt voorts in aanmerking dat man de stelling van de vrouw, dat zij nooit uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden ontslagen, gemotiveerd heeft betwist en met stukken heeft onderbouwd dat hij zich inspant om zulks op zo kort mogelijke termijn te realiseren. Daarbij komt dat de vrouw zich voor haar stelling dat een ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet mogelijk zou zijn, baseert op een enkele mededeling van een medewerker van de [A] Bank. Het is het hof bekend dat banken geen ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid verlenen zolang geen stuk kan worden overgelegd waaruit de financiële verplichtingen van partijen blijken en op grond waarvan de bank haar financiële risico bij ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van een van de hoofdelijke schuldenaars kan beoordelen. Het is dan ook verklaarbaar dat de bank de vrouw nog geen ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid heeft willen verlenen. Door te stellen dat de man zich onvoldoende heeft ingespannen om de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, bevestigt de vrouw overigens naar het oordeel van het hof zelf dat partijen ter zake een overeenkomst hebben gesloten. Ten slotte blijkt uit de e-mail van 30 november 2015 van de advocaat van de vrouw dat de vrouw op vrijwillige basis de incassering door het LBIO van de partneralimentatie bij de man heeft stopgezet. Ook hieruit is naar het oordeel van het hof af te leiden dat partijen overeenstemming hadden bereikt over (financiële) afwikkeling van hun echtscheiding.
Dwaling
Redelijkheid en billijkheid
Aanvullend verzoek van de man
Proceskosten
‘2e concept d.d. 19-01-2016 echtscheidingsconvenant tevens vaststellingsovereenkomst’ alsnog worden toegewezen. In dit concept heeft de advocaat van de man de door de advocaat van de vrouw naar aanleiding van het eerste concept van 21 december 2015 voorgestelde wijzigingen verwerkt en zijdens de vrouw is nadien tegen deze verwerkte wijzigingen op zich geen bezwaar meer gemaakt. Aangezien voormeld concept niet door de vrouw is ondertekend, ziet het hof geen aanleiding dit aan de onderhavige beschikking te hechten. Het daartoe strekkende verzoek van de advocaat van de man zal derhalve worden afgewezen.