ECLI:NL:GHDHA:2017:2882
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening in hoger beroep inzake kinderalimentatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 september 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 5 juli 2017 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 11 mei 2017. In de bestreden beschikking was het verzoek van de man om de kinderalimentatie te wijzigen afgewezen. De man verzocht het hof om, in afwachting van de hoofdzaak, de kinderalimentatie per 1 april 2017 op nihil te stellen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft het verzoek van de man betwist en verzocht om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof heeft vastgesteld dat partijen tot begin 2014 een relatie hebben gehad en samen twee minderjarigen hebben. De man heeft aangevoerd dat zijn financiële situatie is verslechterd door dalende inkomsten uit zijn onderneming en dat hij niet in staat is om de overeengekomen kinderalimentatie te betalen. De vrouw heeft de noodzaak van de voorlopige voorziening betwist en stelde dat de man voldoende draagkracht heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft het hof geoordeeld dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat hij de afloop van de hoofdzaak kan afwachten. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen, en de proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd. De behandeling van de hoofdzaak zal op een later moment worden voortgezet.