ECLI:NL:GHDHA:2017:2858
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- O.I.M. Ydema
- A.N. Labohm
- L.N.A. van Veen
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en alimentatieplicht in het kader van wijziging van omstandigheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieplicht van de man ten opzichte van zijn vrouw en minderjarige kinderen. De man was op 2 oktober 2015 op staande voet ontslagen en verzocht het hof om de eerder vastgestelde alimentatiebedragen te verlagen naar nihil, met terugwerkende kracht. De vrouw, die niet verschenen was op de zitting, heeft het verzoek van de man bestreden en vroeg om bekrachtiging van de eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek, die een herbeoordeling van de alimentatieplicht rechtvaardigt. De man heeft aangevoerd dat zijn ontslag niet verwijtbaar was en dat hij geen inkomen heeft genoten sinds zijn ontslag. Het hof oordeelde dat het inkomensverlies van de man niet verwijtbaar was, omdat het ontslag voortkwam uit een conflict met zijn leidinggevende, waarbij de man ook rekening probeerde te houden met zijn zorgtaken voor zijn kinderen.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de alimentatieverplichtingen van de man met ingang van 2 oktober 2015 op nihil gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat de man, gezien zijn huidige financiële situatie, geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de omstandigheden van de alimentatieplichtige en de alimentatiegerechtigde zorgvuldig te wegen in het licht van de veranderde situatie.