Uitspraak
2.Inleiding op het hoger beroep
grief 1 in principaal appelklaagt [appellant] over de vaststelling van de rechtbank dat [appellant] geen jaarrekeningen aan de overige bestuursleden toestuurde. Voor het overige zijn er geen grieven tegen de feitenvaststelling gericht, zodat het hof in zoverre daarvan zal uitgaan.
- ii) [appellant] is in 1995 toegetreden tot het bestuur van KSD. Vanaf 1997 was hij voorzitter. [appellant] beschikte (in ieder geval in 2009/2010) over drie of vier bankpasjes van de rekeningen van KSD; alle financiële handelingen verliepen uitsluitend via hem.
- iii) Begin 2010 bestond het bestuur van KSD uit [appellant] (voorzitter), [naam 1] (secretaris), [naam 2] (penningmeester) en [naam 3] (lid).
- iv) Bij brief van 14 maart 2010 heeft [naam 1] de overige leden van het bestuur uitgenodigd voor een bestuursvergadering op 30 maart 2010 op het kantoor van KSD. Op de agenda stond onder meer: “Financiële verantwoording 2005-2009”. De brief vermeldde voorts het volgende:
Een overzicht van de projecten + bestedingen die door gemeente Den Haag zijn gesubsidieerd;
Een overzicht van de projecten + bestedingen (KSD + KHOS) die door het Sewa-netwerk en of andere organisaties zijn gesubsidieerd;
Rapportage 3%-bijdrage van leerkrachten VAHON + bestedingen.
- v) Op 24 maart 2010 heeft [appellant] zijn medebestuursleden laten uitschrijven uit het handelsregister en heeft hij in hun plaats anderen als bestuursleden van KSD laten inschrijven. Voorts heeft [appellant] de sloten van het kantoor van KSD laten vervangen.
- vi) Omdat [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] op 30 maart 2010 geen toegang meer bleken te hebben tot het kantoor van KSD, hebben zij de aangekondigde bestuursvergadering elders gehouden. Op die vergadering – waarop [appellant] niet aanwezig was – is onder meer besloten [appellant] per direct te ontslaan als voorzitter.
- vii) [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] hebben vervolgens in kort geding gevorderd dat [appellant] de wijzigingen in het handelsregister die hij op 24 maart 2010 had laten aanbrengen, ongedaan zou maken. Tevens hebben zij afgifte van de nieuwe sleutels van het kantoor van KSD gevorderd. Bij vonnis van 8 juni 2010 heeft de voorzieningenrechter deze vorderingen toegewezen.
- viii) Op 10 juni 2010 heeft [appellant] de sleutels van het kantoor aan [naam 2] laten overhandigen.
- ix) Bij brief van 11 juni 2010 heeft [naam 3] namens KSD onder meer het volgende aan [appellant] geschreven:
- x) [appellant] heeft niet aan het bovenstaande verzoek voldaan.
- xi) Bij brieven van 27 september 2010 en 28 oktober 2010 heeft KSD [appellant] verzocht (bewijs)stukken over te leggen ter onderbouwing van een aantal mutaties (afboekingen) op de bankrekeningen van KSD. [appellant] heeft aan dat verzoek niet voldaan.
3.De beoordeling van het hoger beroep
grief 2 in principaal appelklaagt [appellant] over de bewijslastverdeling zoals neergelegd in het tussenvonnis. Volgens [appellant] rust op KSD het bewijs van haar stelling dat de administratie niet aan haar is overgedragen.
grief 3 in principaal appelklaagt [appellant] dat de rechtbank het probandum te beperkt heeft geformuleerd. [appellant] verzuimt evenwel toe te lichten hoe het probandum wel had moeten luiden. Hij biedt in hoger beroep bewijs aan door het horen van de heer [naam 4] en mevrouw [naam 11] als getuigen over het bestuurshandelen van de bestuursleden van de stichting en hun omgang met de administratie, de bergplaats van de administratie en de toegang daartoe, alsmede de betrokkenheid van de bestuursleden bij de financiële verantwoording van projecten. Onvoldoende duidelijk is echter welke stelling [appellant] daarmee wenst te bewijzen. Voor zover hij aanbiedt te bewijzen dat (ook) de andere bestuursleden niet verantwoordelijk zijn omgegaan met de financiële administratie, zoals hij in het kader van
grief 6 in principaal appelnaar voren brengt, gaat het hof aan dit bewijsaanbod als niet relevant voorbij. De omstandigheid dat andere bestuursleden – mogelijk – hun taken niet behoorlijk hebben vervuld, ontslaat [appellant] immers niet van zijn verplichting tot het overdragen van de administratie, en/of het afleggen van verantwoording over zijn eigen handelen. De grieven 3 en 6 falen dus.
grief 4 in principaal appelvoert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat hij geen administratie aan KSD heeft overgedragen. Hij voert aan dat de administratie zich (ook) op de computer bevond en dat KSD niet heeft gesteld dat de computer niet meer op het kantoor aanwezig was, of dat de daarop aanwezige bestanden waren gewist.
grief 5 in principaal appelklaagt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat [appellant] zelf verantwoordelijk was voor het verdwijnen van de administratie. Hij voert aan dat hij geen belang had bij het zoekmaken van de administratie en dat er in het kantoor ook een radiostation was gevestigd. Het hof verwerpt deze grief. [appellant] was gedurende ruim twee maanden voorafgaand aan de sleuteloverdracht de enige die beschikte over een sleutel van het kantoor. Voor zover [appellant] stelt dat medewerkers/ vrijwilligers van het radiostation verantwoordelijk zouden kunnen zijn geweest voor het zoekmaken van de administratie, heeft hij deze stelling onvoldoende onderbouwd. Het hof wijst er in dit verband op dat [appellant] als getuige heeft verklaard dat de kasten op de gang waren afgesloten. Hij heeft niet gesteld dat andere personen dan hij zelf in de periode maart-juni 2010 over de benodigde sleutels beschikten en zich toegang tot deze kasten hebben kunnen verschaffen. Grief 5 faalt dus.
grief 1 in principaal appelis [appellant] van mening dat de overige bestuursleden op de hoogte waren van de jaarstukken. Deze stukken werden volgens hem jaarlijks door boekhouder [naam 10] opgemaakt en in de vergadering van het bestuur besproken. Hij biedt bewijs aan door het horen van [naam 10] die kan verklaren over “de feitelijke gang van zaken tijdens bestuursvergaderingen van de stichting, wat de inbreng van de bestuursleden daarbij was en of en op welke wijze door hen commentaar werd geleverd op de door hem vervaardigde jaarstukken.” [appellant] heeft een verklaring van [naam 10] overgelegd waarin deze onder meer schrijft dat de boekhouding werd gecontroleerd door de belastingdienst, UWV, de salarisadministratie, de accountant en de gemeente en dat deze van mening waren dat de administratie op correcte wijze werd gevoerd. [naam 10] vervolgt:
grief 7 in principaal appelvoert [appellant] aan dat de rechtbank hem ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling van € 21.200,- (kasopnames). De rechtbank heeft dit oordeel gebaseerd op de bevinding dat [appellant] aansprakelijk is voor het verdwijnen van de onderliggende bescheiden, terwijl hij niet verantwoordelijk is voor het verdwijnen van de administratie, maar dit juist aan KSD moet worden aangerekend, aldus [appellant] . Deze grief faalt. [appellant] heeft niet betwist dat hij de kasopnames heeft gedaan. Hij had hierover rekening en verantwoording moeten afleggen. Zoals uit het voorafgaande volgt, komt het voor zijn rekening en risico dat de onderliggende bescheiden zijn verdwenen.
grief 8 in principaal appelvoert [appellant] aan dat de rechtbank hem ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling van € 6.000,- (leningen). [appellant] voert aan dat de overige bestuursleden op de hoogte waren van de leningen omdat deze waren vermeld in de jaarstukken. Het hof verwerpt deze grief. De rechtbank heeft terzake overwogen:
grief 9 in principaal appel(proceskosten) en
grief 10 in principaal appel(reconventionele vordering) eveneens falen.
grief 5 in incidenteel appelvoert KSD aan dat het bedrag aan kasopnames in 2009 niet € 21.200,- was maar € 24.600,-. KSD stelt dat zij in eerste aanleg een onjuiste opgave heeft gedaan en verwijst naar enkele door haar in eerste aanleg overgelegde producties. Uit de producties 9 tot en met 13 volgt dat [appellant] in het jaar 2009 voor een bedrag van € 24.600,- contant heeft opgenomen. [appellant] heeft een en ander niet, althans niet gemotiveerd, bestreden. Grief 5 slaagt dus. Het hof zal ter zake van de kasopnames nog een bedrag van € 3.400,- toewijzen.