ECLI:NL:GHDHA:2017:2827

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
22-005506-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging van medewerkers van de Raad van de Kinderbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging van een medewerker van de Raad van de Kinderbescherming en zijn ex-partner. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, meermalen gepleegd. De bedreigingen werden gedaan via e-mail, waarin de verdachte expliciete en dreigende taal gebruikte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling bij een forensische polikliniek. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter in te dienen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005506-16
Parketnummers: 09-817539-16 en 09-852041-16
Datum uitspraak: 27 juni 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 november 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1977,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 13 juni 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het met parketnummer 09-817539-16 onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het met parketnummer 09-817539-16 onder 2 en het met parketnummer 09-852041-16 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden als in het vonnis vermeld.
De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 250,- en voorts is de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem met parketnummer 09-817539-16 onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-817539-16:
1:
hij op of omstreeks 15 januari 2016 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde die [benadeelde partij 1] dreigend (middels een e-mail de woorden toegevoegd :"[benadeelde partij 1] zal sterven mevrouw [benadeelde partij 2]. Voordat Pip haar kan herinneren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op of omstreeks 28 februari 2016 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 2] dreigend (middels een e-mail) de woorden toegevoegd :"Ik heb uw rapport gelezen en ik ga er gehakt van maken, ik ga ook gehakt van u maken" en/of "Binnen 30 dagen na nu is er een goede vordering mbt de waarheidsvinding in onze zaak. Gebeurd dit niet dan breekt de pleuris uit en zal ik genadeloos toeslaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Zaak met parketnummer 09-852041-16 (gevoegd):
hij op of omstreeks 12 april 2016 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] (middels een e-mail bericht aan een jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming West) dreigend de woorden toegevoegd : "WRAAK!! Voor alles waarvan ik beschuldigd ben. Voor niet nagekomen afspraken en voor alles wat mij is aangedaan: WRAAK!! Mijn lijf schreeuwt erom! Al meer dan een jaar. Of ik door dit bericht vast kom te zitten interesseert me helemaal niets. Jullie hebben mij de ultieme straf al gegeven. Kom maar op met je agressie regulatie therapie, ik ben er meer dan klaar voor Groeten [verdachte] Ps. Ik hoef geen wraak op jou of de RvdK te nemen, enkel en alleen [benadeelde partij 1]", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het met parketnummer 09-817539-16 onder 2 en met parketnummer 09-852041-16 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd een contactverbod met mevrouw [benadeelde partij 1] op te leggen en de vordering van de benadeelde partij, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van de met parketnummer 09-817539-16 onder 2 en met parketnummer 09-852041-16 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet op bedreiging.
Volgens de raadsman zou er sprake moeten zijn van een controlemoment bij hulpverleners die teksten – zoals ten laste gelegd - per e-mail toegezonden krijgen door middel van terugkoppeling bij de verdachte dan wel een teamleider om eerst de bedoeling van de gebezigde woorden te verifiëren alvorens aangifte te doen. Volgens de raadsman blijkt van een dergelijke controlemoment niet uit het dossier. Daarnaast dient de context bij de beoordeling betrokken te worden en is de raadsman van mening dat de door de verdachte gebezigde woorden multi- interpretabel zijn. De verdachte bedoelde dat hij gerechtigheid wil voor wat hem is aangedaan en doelde onder meer op het indienen van een klacht tegen de Raad van de Kinderbescherming en niet op fysieke (gewelds)handelingen.
Ten aanzien van de tenlastegelegde e-mail aan de gezinsvoogd op 12 april 2016 stelt de raadsman voorts dat daar sprake is van een indirecte bedreiging en heeft hij in dat kader verwezen naar een uitspraak van het hof Den Bosch ECLI:NL:GHSHE:2014,125.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van de stukken en hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard is de relatie van de verdachte met mevrouw [benadeelde partij 1], de moeder van zijn kinderen, problematisch na hun scheiding. Mevrouw [benadeelde partij 2] is in haar hoedanigheid van medewerker bij de Raad van de Kinderbescherming betrokken geweest bij een gezinsonderzoek waarbij de verdachte ook betrokken was en zij heeft in dat kader een rapport opgemaakt. De verdachte kan zich niet vinden in het rapport en heeft haar dat per e-mail kenbaar gemaakt. De verdachte heeft verklaard de e-mails uit frustratie en emotie te hebben verzonden omdat hij het gevoel heeft dat niemand naar hem luistert en hij zijn kinderen niet mag zien, maar dat hij niet de intentie heeft iemand daadwerkelijk iets aan te doen.
Uit de stukken blijkt dat de verdachte al eerder e-mails had verzonden aan [benadeelde partij 2], alsook op 15 januari 2016 waarin hij de volgende woorden heeft gebezigd:
‘[benadeelde partij 1] zal sterven mevrouw [benadeelde partij 2]. Voordat Pip haar kan herinneren’. Deze woorden van de verdachte zijn naar het oordeel van het hof niet voor meerdere uitleg vatbaar. Het hof stelt vast dat de verdachte op 28 februari 2016 wederom een e-mail aan [benadeelde partij 2] heeft verzonden met bewoordingen als in de tenlastelegging vermeld.
De verdachte is daarna in voorlopige hechtenis gesteld, welke op 17 maart 2016 onder voorwaarden is geschorst. Bij gelegenheid van zijn verhoor op 15 maart 2016 is hem door de verhorende verbalisant voorgehouden dat hij, terwijl hij door de wijkagent is geadviseerd geen bedreigende c.q. agressieve e-mails te versturen, daar toch mee door is gegaan. Op dat moment wist de verdachte derhalve al dat de kwade kans bestond dat de teksten die hij verzond als zodanig zouden kunnen worden opgevat. De verdachte heeft vervolgens op 12 april 2016 opnieuw een e-mail met dreigende tekst verzonden, ditmaal naar de gezinsvoogd. Dat in die e-mail sprake zou zijn van een indirecte bedreiging van [benadeelde partij 1] volgt het hof niet nu deze e-mail expliciet is aangevuld met de opmerking ‘
p.s. ik hoef geen wraak op jou of de RvdK te nemen, enkel en alleen [benadeelde partij 1]’. Daaruit blijkt aan wie de boodschap van die e-mail gericht was. De verdachte wist ook uit eerdere ervaring, te weten naar aanleiding van het versturen van de e-mail naar een hulpverlener op 15 januari 2016 met daarin de tekst “[benadeelde partij 1] zal sterven mevrouw [benadeelde partij 2]” dat [benadeelde partij 1] door de hulpverleners van dergelijke voor haar bedreigende e-mails op de hoogte werd gesteld.
Het hof is van oordeel dat tegen deze achtergrond de teksten die de verdachte op 28 februari 2016 en 12 april 2016 heeft verzonden van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de slachtoffers de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat zij hun leven zouden kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. De verdachte was al een gewaarschuwd mens na de e-mail van 15 januari 2016 en na de schorsing van de (eerste) voorlopige hechtenis, maar heeft zich desondanks opnieuw per e-mail ondubbelzinnig bedreigend uitgelaten. Anders dan door de raadsman betoogd is naar het oordeel van het hof geen sprake van multi-interpretabele uitingen.
Gelet hierop volgt het hof het betoog van de raadsman niet dat de verdachte geen opzet had om de slachtoffers te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling. Dat er onder deze omstandigheden een plicht op hulpverleners rust om eerst bij de verdachte te controleren of hij de bedreigende woorden daadwerkelijk meent, zoals door de raadsman is betoogd, wordt niet gevolgd en vindt ook overigens geen steun in het recht. Het hof is dan ook van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging op de hierna vermelde wijze.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-817539-16 onder 2 en in de zaak met parketnummer 09-852041-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-817539-16:
2:
hij op
of omstreeks28 februari 2016 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 2] dreigend (middels een e-mail) de woorden toegevoegd :"Ik heb uw rapport gelezen en ik ga er gehakt van maken, ik ga ook gehakt van u maken" en
/of"Binnen 30 dagen na nu is er een goede vordering mbt de waarheidsvinding in onze zaak. Gebeurd dit niet dan breekt de pleuris uit en zal ik genadeloos toeslaan".
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 09-852041-16 (gevoegd):
1:
hij op
of omstreeks12 april 2016 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] (middels een e-mail bericht aan een jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming West) dreigend de woorden toegevoegd :
"WRAAK!! Voor alles waarvan ik beschuldigd ben. Voor niet nagekomen afspraken en voor alles wat mij is aangedaan: WRAAK!! Mijn lijf schreeuwt erom! Al meer dan een jaar. Of ik door dit bericht vast kom te zitten interesseert me helemaal niets. Jullie hebben mij de ultieme straf al gegeven. Kom maar op met je agressie regulatie therapie, ik ben er meer dan klaar voor Groeten [verdachte]
Ps. Ik hoef geen wraak op jou of de RvdK te nemen, enkel en alleen Annelies".
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-817539-16 onder 2 en in de zaak met parketnummer 09-852041-16 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van een medewerker bij de Raad van de Kinderbescherming en zijn ex-partner. Door aldus te handelen heeft de verdachte de slachtoffers vrees aangejaagd. Dat de bedreiging bij het slachtoffer [benadeelde partij 1] gevoelens van angst en onveiligheid heeft teweeggebracht volgt naar het oordeel van het hof zonder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting in hoger beroep is voorgedragen door het slachtoffer.
Het hof heeft acht geslagen op een rapport van GZ-psycholoog drs. I.M.A.E. van Vlimmeren over de verdachte d.d. 24 augustus 2016 dat onder meer inhoudt dat er bij de verdachte sprake is van een stoornis in de impulsbeheersing en dat de stoornis ten dele de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde. Het gevoel onrechtvaardig te worden behandeld staat op de voorgrond. De aanpassingsstoornis naar aanleiding van het nauwelijks meer zien van zijn kinderen en de impulsstoornis die daaruit zijn voortgekomen, maken dat betrokkene niet meer in staat is met enige afstand naar de situatie te kijken en veel meer primair impulsief (vanuit de emotie) dan weloverwogen handelt. Vanuit daar zijn ook de mails te verklaren, om welke reden wordt geadviseerd hem daarvoor verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het recidiverisico kan op matig tot hoog worden geschat. De meest op de voorgrond staande risicofactoren betreffen de problematische situatie met [benadeelde partij 1], het hoge stressniveau met een verstoring van de impulsbeheersing en onduidelijkheid vanuit hulpverlenende instanties. Hij komt zijn afspraken wel na en geeft aan dit ook te blijven doen. Zijn gebrekkige motivatie lijkt voornamelijk samen te hangen met zijn angst dat alleen hij als schuldige gaat worden aangewezen en [benadeelde partij 1] er onderuit komt. Om die reden is van belang dat de huidige meldplicht bij reclassering wordt voortgezet, bij een voorwaardelijk strafdeel en met als bijzondere voorwaarde behandeling bij de Waag, aldus de psycholoog.
Het hof is van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten in beginsel een significant hogere straf dan gevorderd kan worden opgelegd. Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de mededeling van de verdachte dat hij is aangevangen met een EMDR behandeling en de mededeling van de advocaat-generaal dat hij naar aanleiding van telefonisch contact met de heer Blaisse, reclasseringsmedewerker, heeft vernomen dat de verdachte zich goed aan de afspraken houdt. Het hof is onder deze omstandigheden van oordeel dat in het belang van de verdachte, de onderliggende situatie en zijn aangevangen behandeling, geen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf dient te worden opgelegd om deze positieve wending niet te doorbreken. Mede gelet op de speciale en de generale preventie acht het hof het wenselijk aan de voorwaardelijk op te leggen straf na te melden bijzondere voorwaarden op te leggen. Het hof acht geen termen aanwezig voor oplegging van een contactverbod.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-852041-16 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.722,15. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij deze handhaaft tot een bedrag van € 500,- wegens immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 500,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet eenvoudig van aard en levert behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-817539-16 onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-817539-16 onder 2 en in de zaak met parketnummer 09-852041-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-817539-16 onder 2 en in de zaak met parketnummer 09-852041-16 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarde

- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, te Den Haag aan de Bezuidenhoutseweg 179, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek De Waag, of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook indien dit inhoudt een behandeling volgens het EMDR Woede en Wraak protocol, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer, mr. S. Verheijen en mr. S.K. Welbedacht, in bijzijn van de griffier mr. K. Kiela.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2017.
Mr. S.K. Welbedacht is buiten staat dit arrest te ondertekenen.