ECLI:NL:GHDHA:2017:2826

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
22-001670-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van een verdachte in een inrichting voor jeugdigen na bedreiging van behandelaars

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd in de Rijksinrichting voor Jongens De Hartelborgt, heeft gedurende zijn opname in een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie drie behandelaars bedreigd met de dood. De bedreigingen vonden plaats in de periode van januari tot mei 2016 en betroffen zowel verbale als schriftelijke uitingen, waaronder e-mails waarin de verdachte gedetailleerde plannen voor moord uiteenzette.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die primair vroeg om aanhouding van de zaak voor nader onderzoek naar de mogelijkheid van opname van de verdachte in het kader van een rechterlijke machtiging. Subsidiair werd gevraagd om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Het hof heeft geoordeeld dat het vonnis niet in stand kan blijven en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreigingen.

De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn geestelijke toestand, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en een genderidentiteitsstoornis. Het hof heeft besloten tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zwaar hebben meegewogen. De maatregel is opgelegd met het oog op de noodzakelijke behandeling van de verdachte en de bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001670-17
Parketnummer: 10-681131-16
Datum uitspraak: 5 september 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1997,
thans gedetineerd in de Rijksinrichting voor Jongens De Hartelborgt (hierna RJJI de Hartelborgt) te Spijkenisse.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 22 augustus 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is aan de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 14 januari 2016 tot en met 21 januari 2016 te Barendrecht [aangever] (werkzaam als psycholoog bij de GGZ-instelling '[x]') heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk aan voornoemde [aangever]
- op 14 januari 2016 dreigend de woorden toegevoegd: "U weet dat ik u wilt gaan vermoorden? Alleen moet ik nog enkele details uitwerken" en/of
- op 15 januari 2016 een email verzonden inhoudende de volgende tekst(en): "Gonna kill you soon" en/of " Mijn plan luid als volgt. Ik ga van huis een mes stelen een groot mes en dan ga ik ervoor zorgen dat ik een gesprek met [aangever] krijg en tijdens dat gesprek dwing ik haar de deur op slot te draaien. Als ze de deur op slot heeft gedraaid sluit ik alle manieren af om contact met de buitenwereld te maken. Ondertussen hou ik haar strak in de gaten. Als ze een pieper draagt pak ik die van haar af. Da hou ik haar nog een paar minuten die voor haar een eeuwigheid duren in leven en dan sla ik toe. Eerst steek ik haar in haar buik puur omdat dat veel pijn doet. Ik hou ervan als mensen pijn hebben. Dan ga ik toekijken hoe ze pijn heeft. Als er 15 minuten voorbij zijn steek ik haar in haar nek dat zal fataal zijn. Ik weet exact waar ik moet steken. Tumblr is best handig voor dit soort dingen. Ik weet niet wat ik ga doen als ik haar heb vermoord maar daar kom ik dan wel achter. Waarschijnlijk zal ik dan terugkeren naar de groep en het dan vertellen alsof het niets is of juist vertellen terwijl ik in schock ben. Ik weet niet waarom ik dit vertel aan jou maar ik vind dat jullie moeten weten waarom ik dit doe en hoe. Ik ben de realiteit kwijt. ik weet zeker dat ik het niet terug ga vinden tot ik [aangever] vermoord heb" en/of
- op 16 januari 2016 een email verzonden inhoudende de volgende tekst(en): "Some people just deserve to die" en/of
- op 21 januari 2016 een email verzonden inhoudende de volgende tekst(en): "I decide when your life ends", althans woorden/teksten van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
zij op of omstreeks 02 mei 2016 te Dordrecht [benadeelde partij 2] (werkzaam als sociotherapeut bij GGZ-instelling '[x]') heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [benadeelde partij 2] getoond voorgehouden en/of (daarbij) dreigend met een mes in haar, verdachtes, hand op die [benadeelde partij 2] afgelopen/afgerend;
3.
zij op of omstreeks 02 mei 2016 te Dordrecht [benadeelde partij 3] (werkzaam als arts in opleiding tot Psychiater bij GGZ-instelling '[x]') heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 2] (zijnde collega's van voornoemde [benadeelde partij 3] bij GGZ-instelling '[x]') getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) (vervolgens) aan die [benadeelde partij 4] (en/of aldus via die [benadeelde partij 4] aan die [benadeelde partij 3]), dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb het mes op zondag 1 mei 2016 bewust van thuis vandaan meegenomen na mijn verlof met de intentie mevrouw [benadeelde partij 3] van het leven te beroven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat de behandeling van de zaak zal worden aangehouden teneinde nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheid tot opname van de verdachte in het kader van een rechterlijke machtiging. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in
of omstreeksde periode van 14 januari 2016 tot en met 21 januari 2016 te Barendrecht [aangever] (werkzaam als psycholoog bij de GGZ-instelling '[x]') heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk aan voornoemde [aangever]
- op 14 januari 2016 dreigend de woorden toegevoegd: "U weet dat ik u wilt gaan vermoorden? Alleen moet ik nog enkele details uitwerken" en
/of
- op 15 januari 2016 een email verzonden inhoudende de volgende tekst
(en
): "Gonna kill you soon" en
/of" Mijn plan luid als volgt. Ik ga van huis een mes stelen een groot mes en dan ga ik ervoor zorgen dat ik een gesprek met Maaike [aangever] krijg en tijdens dat gesprek dwing ik haar de deur op slot te draaien. Als ze de deur op slot heeft gedraaid sluit ik alle manieren af om contact met de buitenwereld te maken. Ondertussen hou ik haar strak in de gaten. Als ze een pieper draagt pak ik die van haar af. Da hou ik haar nog een paar minuten die voor haar een eeuwigheid duren in leven en dan sla ik toe. Eerst steek ik haar in haar buik puur omdat dat veel pijn doet. Ik hou ervan als mensen pijn hebben. Dan ga ik toekijken hoe ze pijn heeft. Als er 15 minuten voorbij zijn steek ik haar in haar nek dat zal fataal zijn. Ik weet exact waar ik moet steken. Tumblr is best handig voor dit soort dingen. Ik weet niet wat ik ga doen als ik haar heb vermoord maar daar kom ik dan wel achter. Waarschijnlijk zal ik dan terugkeren naar de groep en het dan vertellen alsof het niets is of juist vertellen terwijl ik in schock ben. Ik weet niet waarom ik dit vertel aan jou maar ik vind dat jullie moeten weten waarom ik dit doe en hoe. Ik ben de realiteit kwijt. ik weet zeker dat ik het niet terug ga vinden tot ik Maaike vermoord heb" en
/of
- op 16 januari 2016 een email verzonden inhoudende de volgende tekst
(en):"Some people just deserve to die" en
/of
- op 21 januari 2016 een email verzonden inhoudende de volgende tekst
(en): "I decide when your life ends"
, althans woorden/teksten van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
zij op
of omstreeks02 mei 2016 te Dordrecht [benadeelde partij 2] (werkzaam als sociotherapeut bij GGZ-instelling '[x]') heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers
heeft/is verdachte opzettelijk dreigend
een mes aan die [benadeelde partij 2] getoond voorgehouden en/of (daarbij) dreigendmet een mes in haar, verdachtes, hand op die [benadeelde partij 2]
afgelopen/afgerend;
3.
zij op
of omstreeks02 mei 2016 te Dordrecht [benadeelde partij 3] (werkzaam als arts in opleiding tot Psychiater bij GGZ-instelling '[x]') heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan [benadeelde partij 4] en
/of[benadeelde partij 2] (zijnde collega's van voornoemde [benadeelde partij 3] bij GGZ-instelling '[x]') getoond en
/of voorgehouden en/of (daarbij) (vervolgens)aan die [benadeelde partij 4] (
en/of aldus via die [benadeelde partij 4] aan die [benadeelde partij 3]), dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb het mes op zondag 1 mei 2016 bewust van thuis vandaan meegenomen na mijn verlof met de intentie mevrouw
[benadeelde partij 3]van het leven te beroven"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de maatregel
Het hof heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte (die heeft verklaard [verdachte] te willen worden genoemd en daarom hieronder steeds met hij wordt aangeduid) heeft gedurende zijn opname in [x], een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie, drie behandelaars bedreigd met de dood.
De verdachte heeft een gezondheidspsycholoog zowel verbaal als via emailberichten met de dood bedreigd. In een van die naar het slachtoffer verzonden emailberichten heeft de verdachte een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop hij haar zou vermoorden gegeven. Daarnaast is de verdachte met een mes op een sociotherapeut afgerend. Voorts heeft hij aan twee medewerkers van de voornoemde instelling een mes getoond en daarbij medegedeeld dat hij zijn behandelend psychiater in opleiding met het mes wilde vermoorden.
Door aldus te handelen heeft de verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid op hun werkplek fors aangetast. Het spreekt voor zich dat het gebeurde voor hen zeer beangstigend moet zijn geweest en de nodige impact op hen heeft gehad.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 augustus 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
Rapportages
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de inhoud van de tot het persoonsdossier van de verdachte behorende rapportages, zoals hieronder weergegeven.
Een rapportage Pro Justitia d.d. 24 augustus 2016, opgesteld en ondertekend door J. de Jonge, kinder- en jeugdpsychiater/gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis en trekken van een theatrale persoonlijkheidsstoornis.
Daarnaast is er sprake van een gender identiteitstoornis
bij adolescent of volwassene en/of een breder identiteitsprobleem.
De verdachte werd bij zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde in belangrijke mate beïnvloed door de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Dit gebeurde door de symptomen en trekken, zoals affectiabiliteit, impulsiviteit,
onbeheersbare woedeaanvallen, rand-psychotische symptomen, theatraliteit en behoefte aan aandacht. Op grond van deze feiten wordt geadviseerd om verdachte, bij bewezen geachte feiten, in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
Er is sprake van een hoog recidive-risico. Belangrijke risicofactoren zijn: recidiverend geweld in de bedreigingen, automutilatie samen met suïcidepogingen, impulsiviteit, agressierelatieproblemen en gebrekkige gewetensfuncties (gebrek aan empathie/berouw)
van de verdachte. Andere risicofactoren zijn: vroege verwaarlozing, vroege verstoringen van de verzorgingssituatie en geringe interesse in en binding met school van de verdachte. Ten slotte zijn er relatief weinig beschermende factoren die een tegenwicht zouden kunnen bieden. De verdachte vertoont op dit moment weinig probleembesef.
Voortzetting van langdurige behandeling binnen de jeugdpsychiatrie wordt noodzakelijk geacht. Binnen aanvankelijk gesloten behandeling zal voor alles moeten worden gestart met de uitgebreide behandeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis. De aanpak van de
genderproblematiek kan pas in een later stadium worden gestart, als de verdachte in rustiger vaarwater komt. De behandeling wordt vooralsnog gecompliceerd door enerzijds het doorgaan met het uiten van doodsbedreigingen en agressie in bredere zin, anderzijds suïcidepogingen en automutilatie. Er blijft concluderend een behandelingsnoodzaak, alsmede een noodzaak het recidive-risico op agressie met name tegen personen te beperken.
Een rapportage Pro Justitia d.d. 23 augustus 2016, opgesteld en ondertekend door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van een gender identiteitsstoornis. Verder is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis en trekken van een theatrale persoonlijkheidsstoornis. Naast zelfhaat is er sprake van een groeiende haat
naar anderen en de verdachte is niet in staat om woede-uitbarstingen te beheersen. Bovendien lijkt de wijze waarop de verdachte emoties uit, hem ook gewenste aandacht te verschaffen.
Er is daarom een duidelijk verband tussen disfuncties die verklaarbaar zijn vanuit persoonlijkheidsproblematiek en de ten laste gelegde feiten. De verdachte blijkt echter naar het oordeel van onderzoeker ook zicht te hebben op de gevolgen van zijn daden en het wederrechtelijke karakter daarvan. Op grond van het voorgaande wordt geadviseerd om de verdachte –bij bewezen geachte feiten- in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
Zowel vanuit de risicotaxatie als vanuit klinisch oogpunt wordt de kans op recidive -zonder interventie- zowel op korte als meer lange termijn als hoog ingeschat. Vanuit de persoonlijkheidsproblematiek worden risicofactoren met name gezien in de problemen met omtrent emotieregulatie,
het instabiele zelfbeeld en impulsiviteit.
Het contact met de hulpverlening (en daarmee de respons op interventies) wordt bemoeilijkt door de afweer waarvan de verdachte blijk geeft. De verdachte tracht gedragswetenschappers op afstand te houden door verbale en fysieke agressie, omdat de nabijheid van hen
onverdraaglijk en beangstigend is, althans lijkt te zijn. Behandeling dient zich te richten op de problematiek omtrent emotieregulatie van de verdachte, de impulsiviteit en de gebrekkige coping. Ook is het van belang aandacht te besteden aan het instabiele zelfbeeld. De verdachte is erg op aandacht gericht, maar lijkt daarbij gevoelens van onzekerheid te overschreeuwen. Hoewel de gender identiteitsproblematiek op de voorgrond staat, dient -alvorens daaromtrent een traject kan worden ingegaan– eerst de psychische stabiliteit in belangrijke mate te zijn vergroot. Binnen de reguliere GGZ is tot op heden geen geschikte plek voor verdachtes complexe problematiek gevonden.
De verdachte dient een langdurig toezicht te hebben, waarbij het niet welslagen van een klinische behandeling niet tot enkel een vervangende detentie kan leiden. Behandeling is immers nadrukkelijk geïndiceerd op basis van de complexe problematiek van de verdachte.
Het toepassen van het minderjarigenstafrecht lijkt het meest geïndiceerd, vanwege het feit dat de identiteit van de verdachte nog onvoldoende is uitgerijpt, hij nog op kinderlijke wijze in het leven staat en een pedagogische aanpak nog mogelijk is.
Een Reclasseringsadvies d.d. 24 augustus 2016.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte kende met name vanaf de middelbare schooltijd sociale problemen die samenhingen met genderproblematiek. Op het moment van de bedreigingen verbleef de verdachte middels een machtiging op grond van de wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen op een gesloten jeugdafdeling. De verdachte heeft reeds meerdere malen bedreigingen geuit jegens behandelaren en hierbij ook messen ter hand genomen.
Sinds 30 mei 2016 verblijft hij op de Forensische Observatie en Begeleidings Afdeling (hierna: FOBA) van de RJJI de Hartelborgt. Tijdens het verblijf op de FOBA wordt hetzelfde gedrag waargenomen. De verdachte heeft ook hier bedreigingen geuit naar de huidige behandelaar. Daarnaast zou er sprake zijn geweest van een poging tot suïcide. Volgens de behandelaar beschikt de verdachte over (zeer) beperkte coping vaardigheden. Ondanks dat er diverse medicatie wordt verstrekt, blijkt de verdachte niet goed in staat om adequaat met spanningen om te gaan.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De verdachte blijft bedreigingen uiten jegens behandelaren, zelfs binnen het huidige verblijf op de FOBA. Ondanks de negatieve consequenties lijkt de verdachte enige voldoening te halen uit dreigende en schadelijke gedragingen. De persoonlijkheidsproblematiek die hieraan ten grondslag ligt, vereist een langdurige behandeling en binnen dit proces is het risico op herhaling aanzienlijk.
Ingeschat wordt dat er een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden is. De verdachte is reeds bekend met verplichte opnames. Daarbij is er geen sprake geweest van onttrekking aan de behandeling, maar gaat de verdachte juist op een inadequate wijze tegen de behandeling in
verzet. Het risico dat de verdachte niet in staat zal zijn om zich binnen een nieuw behandeltraject aan de behandelvoorwaarden te houden is hoog. De verdachte heeft niet eerder een verplicht reclasseringscontact gehad. Het is niet duidelijk of de verdachte in de praktijk weerstand zal tonen tegen begeleiding door de reclassering.
Ingeschat wordt dat er een risico op letselschade is. Tot op heden heeft de verdachte vooral geweld (dan wel dreigen met geweld) gebruikt jegens hulpverleners. Daarbij is de agressie in eerste instantie gericht op de hoofdbehandelaar van het betreffende moment. Bij
afwezigheid van de hoofdbehandelaar is de begeleiding het tweede mikpunt. Daarbij heeft hij messen ter hand genomen en is er een verhoogde kans op letsel aanwezig. Daarnaast
richt de verdachte het schadelijk handelen ook op zichzelf in de vorm van automutilatie en een poging tot suïcide.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de adviezen van de psychiater en psycholoog voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid gedragen worden door hun bevindingen, welke bevindingen ook bevestiging vinden in hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen, neemt het hof deze adviezen over. Op basis daarvan is het hof dan ook van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond op grond waarvan die feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Ten aanzien van een
jongvolwassene die de leeftijd van 18 jaar maar nog niet die van 23 jaar heeft bereikt, kan het hof besluiten het jeugdstrafrecht toe te passen indien daartoe grond wordt
gevonden in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud. Gelet op de persoon van de verdachte en op basis van de voornoemde rapportages, vindt het hof, met de rechtbank en de advocaat-generaal, grond om recht te doen overeenkomstig de bepalingen van het jeugdstrafrecht.
Maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel)
De psychiater en psycholoog voornoemd hebben in hun rapportage geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke PIJ een stap c.q. een brug te ver is of lijkt te zijn, waarbij de psychiater de blanco justitiële voorgeschiedenis betrekt en wijst op alsdan een beperking in de plaatsingsmogelijkheden voor optimale behandeling. Zij komen beiden tot het advies van een voorwaardelijke PIJ. Bijzondere voorwaarden of een gedragsbeïnvloedende maatregel achten zij contra-geïndiceerd of onvoldoende passend.
Het hof acht de verwerping en motivering daarvan door de gedragsdeskundigen van het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ, gelet op al het vooroverwogene en de ontwikkelingen die zich sinds het uitbrengen van de rapportage hebben voorgedaan als navermeld, niet voldoende overtuigend en neemt hun advies in zoverre niet over.
Het hof neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat, gelet op de voornoemde rapportages, bij de verdachte sprake is van ernstige en complexe problematiek en dat de kans op recidive als hoog wordt ingeschat.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een e-mailbericht d.d. 10 juli 2017 aan de raadsvrouw, van A. Dijk, de behandelend GZ-psycholoog, verbonden aan de afdeling FOBA van RJJI de Hartelborgt, waarin melding wordt gemaakt van een nog op 27 juni van dit jaar door de verdachte ondernomen ernstige suïcidepoging.
Voorts leidt het hof uit hetgeen vermeld is in een brief d.d. 21 augustus 2017 van behandelaars P. van de Berg, gedragsdeskundige, en drs. B. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, af dat er sprake lijkt te zijn van een lichte verbetering in de problematiek en het gedrag van de verdachte. Het hof is evenwel van oordeel dat deze verbetering, gelet op verdere inhoud van de rapportage en het onderzoek ter terechtzitting, als zeer fragiel en als een eerste stap moet worden beschouwd in een door de verdachte nog af te leggen langdurig traject, voor het welslagen van welk traject alleen het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende waarborgen biedt.
Tot slot heeft het hof mee in aanmerking genomen dat uit voormelde brief d.d. 21 augustus 2017 blijkt dat vanwege de complexiteit van de casus één instelling, de instelling Pluryn daadwerkelijk bereid is om [verdachte] op te nemen, ook in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ.
Het hof acht het, alles overziende, geboden een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan de verdachte op te leggen.
Aan de in artikel 77s, eerste lid, onder a, b en c, van het Wetboek van Strafrecht cumulatief gestelde voorwaarden is voldaan, aangezien het bewezenverklaarde misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van goederen of personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Het pleidooi van de raadsvrouw om een zo kort mogelijke gevangenisstraf op te leggen wordt verworpen, omdat daarmee niet tegemoet gekomen wordt aan de belangen van de verdachte en de veiligheid van anderen op de lange termijn. De verdachte zal dan immers verstoken blijven van de noodzakelijke behandeling, gelet op de bij de verdachte bestaande complexe problematiek.
Het hof overweegt ten aanzien van de feiten 2 en 3 dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Artikel 77v van het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk dat het hof een advies opneemt over de plaats waar de maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Ingevolge artikel 77s lid 6 van het Wetboek van Strafrecht kan als plaats van tenuitvoerlegging ook een andere inrichting worden aangewezen dan een justitiële jeugdinrichting. Het hof acht het aangewezen om in deze zaak een zo spoedig mogelijke opname in de door de deskundigen geadviseerde inrichting Pluryn te bewerkstelligen een dergelijk advies in het arrest op te nemen.
Verzoek van de verdediging tot aanhouding van de behandeling van de zaak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om de mogelijkheid van plaatsing in de GGZ-instelling Pluryn middels een rechtelijke machtiging in een civielrechtelijk kader te onderzoeken.
Ook de advocaat-generaal heeft primair zulks verzocht.
Gelet op het hetgeen hiervoor onder ‘Motivering van de maatregel’ is overwogen, acht het hof het niet noodzakelijk de behandeling van de zaak aan te houden teneinde het door de raadsvrouw voorgesteld onderzoek te laten verrichten. Het hof voegt daaraan nog toe dat de opname met een rechterlijke machtiging reeds eerder heeft plaats gevonden en toen niet een toereikend behandelingskader is gebleken voor de problematiek van [verdachte].
Het hof wijst dit verzoek derhalve af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 77c, 7h,77s, 77t, 77v, 77gg en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen;

adviseert dat de voornoemde maatregel ten spoedigste wordt tenuitvoergelegd in GGZ-instelling Pluryn.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. S.A.J. van ’t Hul, mr. E. van Die, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 september 2017.
Mr. S.A.J. van ’t Hul en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.