In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, gaat het om een geschil tussen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg (hierna: Bpf) en een ondernemer, [geïntimeerde], over de inning van achterstallige pensioenpremies. Bpf vordert betaling van een bedrag van € 28.418,47 aan achterstallige premies, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De ondernemer betwist de aansprakelijkheid voor de premies die betrekking hebben op de periode vóór de overname van de onderneming, die op 25 juli 2010 heeft plaatsgevonden. Het hof oordeelt dat Bpf onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een overgang van onderneming, waardoor de ondernemer aansprakelijk zou zijn voor de verplichtingen van de oude werkgever. Het hof wijst de vordering voor het grootste deel af, maar kent wel een bedrag van € 7.271,34 toe, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij Bpf in het ongelijk wordt gesteld in het principaal beroep.